Sint-Pietersbasiliek interieur I

Wat verder opvalt als je over het plein naar de ingang van de Sint Pieter loopt, is de duidelijke as. Helaas zullen de grote deuren (deuren van Filarete) in de voorhal die direct toegang geven tot de kerk niet openstaan. Maar op de as word je voortdurend aan Petrus herinnerd. Voordat je de kerk ingaat, zie je het beeld van deze apostel natuurlijk met de sleutels in zijn hand.toward the entrance of St Peter’s Basilica is the clearly visible axis. n de voorhal in het midden bij de bronzen deuren van Filarete tref je allerlei reliëfs aan die met het leven van Petrus te maken hebben. Als je de verticale as dan verder vervolgt, waarbij je wel even via een zij-ingang een kleine omweg moeten maken, zie je direct het enorme baldacchino. Deze is precies boven het graf van Petrus gezet. Verder valt onmiddellijk de Cathedra Petri (de stoel van Petrus) op die door het baldacchino te zien is.
St. Peter’s Basilica Schip Gewelf

Giovanni Paolo Panini ‘Sint-Pietersbasiliek’ Ca’Rezzonico versie
Giovanni Paolo Panini ‘Sint-Pietersbasiliek’ versie The MET

Het Baldacchino en de Cathedra Petri

Als je verder langs de centrale as loopt zie je tussen de marmeren stroken van de vloer een aantal koperen strippen (St Paul’s Cathedral London). Bij deze strippen staat precies aangegeven welke kerk uit Europa, gerekend vanaf de apsis, in de basiliek past. Het spreekt natuurlijk voor zich dat de Sint Pieter de allergrootste is. Bovendien is in het midden van de vloer ook nog een plaat van porfier.

Voordat we het baldacchino nader bekijken, gaan we eerst rechts direct nadat we zijn binnengekomen een beroemd beeld van Michelangelo bekijken en wel de Pietà. Michelangelo, Pietà, 1498-1499.
Michelangelo ‘Pietà’ 1498-1499

Cosmè Tura ‘Pietà’ 47.7 x 35 cm Museo Correr, Venetië
Helaas is dit beeld achter gepantserd glas geplaatst. Vele jaren geleden, toen je nog gewoon bij het beeld kon komen, is door een bezoeker de neus van Maria eraf geslagen. Ik zal als we voor het glas staan, uitleggen waarom dit beeld zo beroemd is geworden. De compositie van een liggende dode op de schoot van een moeder is namelijk bijzonder moeilijk. Niet alleen de beeldhouwers hadden er moeite mee ook de schilders zoals Vittore Carpaccio of Cosmè Tura.
Michelangelo is als eerste erin geslaagd om het geheel er mooi uit te laten zien. Toch gaat dit als je tenminste nauwkeurig kijkt wel ten koste van het realisme, want er is iets raars aan de hand met de verhoudingen van de lichamen. Trouwens ook op het gezicht van Maria was scherpe kritiek. Haar kop was niet de kop van een moeder, maar van een meisje.
Michelangelo ‘Pietà’ 1498-1499 Christus Gezichten Christus en Maria Achterzijde Zijkant

Tegen dit verwijt had Michelangelo een simpel verweer namelijk dat zij die dit beweren niet begrijpen dat:
‘[…] maagdelijke, onbevlekte personen lange tijd een volkomen ongeschonden uiterlijk bewaren, terwijl bij diegenen die veel hebben geleden, zoals Christus, het omgekeerde het geval is.’ Michelangelo heeft dit beeld als enige van zijn beelden gesigneerd en de reden volgens Vasari: […] hiervoor was dat toen Michelangelo op zekere dag de kapel binnenliep waar het beeld staat [Sint Pieter], hij daar een groot aantal vreemdelingen aantrof, afkomstig uit Lombardije, die het werk hogelijk prezen, waarbij een van hen aan een ander vroeg wie het had gemaakt, en deze antwoordde: ‘Onze Gobbo uit Milaan.’ Michelangelo stond daar en zei niets, maar het was hem vreemd te moede dat zijn inspanningen aan een ander werden toegeschreven; op een nacht nam hij zijn beitels en een lampje, liet zich insluiten en bracht zijn naam op het beeld aan.”
Giorgio Vasari, ‘De Levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten’ Amsterdam, Contact, dl 1 [oorspronkelijke uitgave 1568] 1992, blz. 207 en 106
Michelangelo ‘Pietà’ 1498-1499

Leonardo da Vinci ‘Madonna van de rotsen’ 1483-1486 Louvre
Buonarroti signeerde met:
MICHEL.A [N]ELVS.BVONAROTVS.FLORENT.FACIEBA [T]. Dit betekent letterlijk: Michelangelo Buonarroti de Florentijn was [me] aan het maken. Het beeld spreekt als het ware zelf, maar dan wel in de onvoltooid verleden tijd. Door de laatste letter, de T, weg te laten benadrukt Michelangelo nog eens dat zijn Pietà niet af was. Dit lijkt op wat Plinius schrijft over de wijze waarop Apelles en Polyclitus hun werk ondertekenden. Zij tekenden met een provisorische titel als Faciebat Apelles (Polyclitus), alsof kunst altijd een moment in een proces is. Tegelijkertijd getuigt het woord faciebat van een bescheiden houding, het is immers nog niet voltooid. (vrij vertaald uit: Rona Goffen, ‘Renaissance Rivals Michelangelo, Leonardo, Raphael, Titian’, Yale University Press, New Haven&London, 2002 blz. 113-114). Dit was trouwens ook handig tegen kritiek. Michelangelo had immers in het contract laten zetten dat hij met zijn beeld alle andere Pietà’s zou overtreffen. Vergeet daarbij niet dat dit een jeugdwerk van Buonarroti is waarbij hij voor zijn compositie duidelijk gebruik heeft gemaakt van het werk van Leonardo da Vinci. Buonarroti nam niet alleen de driehoekscompositie over, maar ook de wijze waarop Leonardo draperieën schilderde. Da Vinci signeerde nimmer zijn werk: zijn stijl was zijn handschrift. Michelangelo zou na de Pietà zijn beelden en schilderwerk nooit meer van zijn monogram voorzien.


Arnolfo di Cambio ‘Petrus’ ca. 1300 In situ Petrus: hoofd
Het beeld van Magna Mater Cybele uit de Oudheid was zeer populair bij de Romeinen. Haar rechtervoet is zo vaak gekust, dat deze menigmaal door een nieuwe vervangen moest worden. Dit gebruik is vele eeuwen later nog terug te vinden bij Maria– en Petrus beelden. De katholieken waren zo verstandig om de rechtervoet van de gekuste heilige van een koperen of zilveren hoes te voorzien, zoals dit te zien is bij het beeld van de H. Petrus van Arnolfo di Cambio uit ca. 1250 in de Sint Pieter.