Pontormo en de Capponi-kapel I
De Ponte Vecchio De Corridoio Vasariano
Op weg naar Santa Felicita, waar de Capponi-kapel zich bevindt, lopen we over de Ponte Vecchio naar Piazza Felicità, waar de kerk is gelegen. De Vasari Corridor loopt door de Ponte Vecchio en de Santa Felicita naar het Palazzo Pitti. Op deze manier konden de Medici van het Palazzo Vecchio naar hun Palazzo Pitti lopen.
Santa Felicita interieur Binnen facade en corridioi
Agnolo Bronzino ‘Portret van een jonge man met boek’
De Barbadori’s hadden Brunelleschi rond 1419-1423 de opdracht gegeven voor de bouw van een kapel (klik hier voor het verhaal over de architectuur van de kapel van Barbadori of Capponi kapel in de Santa Felicità). De erfgenamen van Bartolomeo Barbadori verkochten de kapel in 1487 voor tweehonderd florijnen aan hun buurman: Antonio Paganelli. De kleinzoon van Antonio, Bernardo, verkocht in 1525 de kapel aan Lodovico di Gino Capponi voor hetzelfde bedrag als de Paganelli’s aan Barbadori betaald hadden (Wikipedia It.) . Capponi had een succesvolle carrière als bankier in Rome gemaakt. Hij was bevriend met de pausen, Julius II en Leo X, en kardinaal Alessandro Farnese, de latere paus Paulus III. In 1521 keert Capponi terug naar Florence. Op 22 mei 1525 wordt niet alleen het contract voor de verkoop getekend, maar wordt er nog een tweede overeenkomst gesloten. Hierin gaven de nonnen van de Santa Felicità Capponi de vrije hand om de kapel naar eigen inzicht te verbouwen. Daarnaast kreeg hij het recht om na zijn dood vijf keer per week de mis in de kapel op te dragen. Verder werd er voor het onderhoud van de kapel een financiële regeling getroffen.
Capponi-kapel Oorspronkelijke kapel van Brunelleschi (reconstructie)
Drie wapenschilden maakten de kerkgangers duidelijk wie de rechten op de gevel van de Santa Felicita hadden: de Guicciardini’s. De huidige gevel met de porticus komt uit de achttiende eeuw.
Glas-in-loodraam Capponi-kapel In situ
Lodovico Capponi onderhandelde met de familie Guicciardini om een raam in de gevel aan te brengen voor meer licht in zijn kapel. De onderhandelingen hadden succes. De wapenschilden van de Guicciardini’s moesten intact worden gelaten en natuurlijk mocht Capponi zijn wapenschild niet op de gevel aanbrengen ‘vooral aan de buitenzijde dat uitkijkt op het Piazza.’ (Waldman, L.A., ‘New Light on the Capponi chapel in S. Felicita, The Art Bulletin; an illustrated quarterly, vol.84, 2002, nr. 2 297 and 296-298) Wel werd het raam minder breed dan Lodovico gewild had zoals dit aan het metselwerk nog te zien is. Het gat dat in de gevel was gehakt, was breder dan het raam dat er uiteindelijk in kwam. Waarschijnlijk wilde Capponi een rond raam, iets dat mooi paste bij de koepel en de vier oculi waarin de apostelen zijn afgebeeld.
Naast een raam kwamen er nieuwe terracotta vloertegels, fresco’s, een altaarstuk en een paliotto ofwel antependium met een afbeelding van Maria met haar kind. Deze paliotto hangt niet meer op zijn oorspronkelijke plek, maar in het Palazzo Capponi.
Volgens Vasari gebeurde na de koop van de kapel het volgende:
Pontormo ‘Kruisafname’ Uitzoomen
“Dus werd er een beschot aangebracht, waarmee de kapel drie jaar lang gesloten bleef, en hij toog aan het werk. Op het gewelfde plafond schilderde hij een God de Vader, omringd door vier zeer fraaie aartsvaders; en in de vier medaillons op de hoeken beeldde hij de vier evangelisten af, dat wil zeggen: eigenhandig deed hij er drie, en één werd gedaan door Bronzino alleen. Laat ik bij deze gelegenheid niet voorbijgaan aan het feit dat het Pontormo’s gewoonte was zich bijna nooit te laten helpen door zijn leerlingen, of toe te staan dat zij begonnen aan iets wat hij van plan was zelf te vervaardigen; en wanneer hij toch een van hen inschakelde, dan was dit hoofdzakelijk opdat zo iemand iets zou leren, en liet hij alles aan hemzelf over, zoals in dit geval met Bronzino. Bij de werken die Jacopo tot hiertoe in deze kapel aanbracht, leek het haast alsof hij tot zijn vroegere stijl was teruggekeerd; maar hij ging hier niet mee voort bij het schilderen van het altaarstuk, want omdat hij daarin iets nieuws wilde doen, voerde hij het uit zonder schaduwen en met een zo helder en effen koloriet dat men ternauwernood de lichte tinten onderscheidt van de halftinten, en deze laatste van de donkere tinten. Op dit altaarstuk ziet men een dode, van het kruis afgenomen Christus die ten grave wordt gedragen; en er is een bezwijmende Onze-Lieve-Vrouw, te zamen met de andere Maria’s geschilderd op een wijze zo verschillend van zijn vorige stijlen, dat men duidelijk ziet hoe Pontormo’s brein altijd bezig was met het navorsen van nieuwe opvattingen en vreemde werkwijzen, want hij was nooit tevreden en hield aan geen enkele stijl vast.” Giorgio Vasari, ‘De Levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten Van Cimabue tot Giorgione’, Contact, Amsterdam, 1990 deel II blz. 146-147 (oorspronkelijke uitgave 1568). Vervolg tekst zie hier onder
Pontormo ‘Portret van Francesca Capponi als Maria Magdalena’
“Kortom, de compositie van dit altaarstuk is volkomen verschillend van de figuren op het gewelf, ook wat het koloriet betreft; en de vier evangelisten in de medaillons op de pendentieven van het gewelf zijn in een andere stijl en veel beter. Op de wand met het raam zijn er twee figuren in fresco: aan de ene kant de Maagd en aan de andere kant de engel die haar de boodschap aanzegt, maar beiden zozeer met verdraaiingen weergegeven dat hieruit blijkt wat ik al eerder heb gezegd, namelijk hoe zijn bizarre, zonderlinge brein nooit ergens tevreden mee was. En om dit werk te kunnen uitvoeren zoals hij dat zelf wilde, en opdat niemand hem aan zijn hoofd zou zeuren, stond hij geen mens toe het te zien zolang hij eraan bezig was, zelfs de opdrachtgever niet; dit had tot gevolg dat, nadat hij het werk naar zijn eigen inzichten had uitgevoerd zonder dat ook maar een van zijn vrienden enig commentaar had kunnen leveren, heel Florence verbaasd stond te kijken toen het uiteindelijk werd onthuld. Voor diezelfde Lodovico maakte hij in dezelfde stijl een schilderij van Onze-Lieve-Vrouw, voor zijn kamer, en in het hoofd van een Maria Magdalena gaf hij het portret van een van Lodovico’s dochters [Francesca], een prachtig meisje.” Giorgio Vasari, ‘De Levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten Van Cimabue tot Giorgione’, Contact, Amsterdam, 1990 deel II blz. 146-147 (oorspronkelijke uitgave 1568).
In de eerste helft van de zeventiende eeuw is de kapel ingrijpend gewijzigd. De oorspronkelijke kapel is verdwenen achter een barokke laag. De marmeren reliekhouder bij de gevelwand komt ook uit deze periode. ‘Het gewelfde plafond met God de Vader, omringd door de vier fraaie aartsvaders,’ waar Vasari over schrijft, is verdwenen. De koepel is vervangen door een lagere. Dit is vermoedelijk gebeurd vanwege de aanleg van de corridor die direct boven de kapel door Santa Felicità loopt.
De Barbadori’s hadden de kapel gewijd aan de Aankondiging van Maria. Lodovico Capponi wilde zoals hij zei: ‘tijdelijke goederen omzetten, door een gunstige ruil, in eeuwige.’ Hij droeg de kapel op aan de Pietà. Hiermee werd een privékapel niet zoals gebruikelijk in Italië gewijd aan een naamheilige, maar aan Christus.
Een jaar of zeven vóór zijn dood laat Capponi al een grafsteen met opschrift in de kapel aanbrengen met de volgende tekst:
LVDOVICVSDE CAPPONIBVS ADHVC IN HVMANIS/AGENS ET FVTVRAE MORTIS HAVD IMMEMOR SIBI/ POSTERISQVE POSVIT
Lodewijk van Capponi nog in het menselijke/onder de mensen verblijvend en absoluut niet de dood die gaat komen vergetend heeft (dit) voor zich en het nageslacht neergezet.
Als Lodovico di Gino Capponi in 1534 op 52-jarige leeftijd sterft, wordt hij begraven onder de trappen bij het altaar.