Palatijn: keizerlijke loge voor Circus Maximus
Overblijfselen van het Circus Maximus

Veel van het onderstaande verhaal is gebaseerd op: Fik Meijer, ‘Wagenrennen Spektakelshows in Rome en Constantinopel’, Athenaeum – Polak&Van Gennepp, Amsterdam 2004 In het vervolg afgekort als F.M en Jona Lendering, ‘Stad in marmer Gids voor het antieke Rome aan de hand van tijdgenoten’ Athenaeum-Polak & van Gennep, Amsterdam 2002 blz. 107-117 In het vervolg afgekort als JL
De geschiedenis van het Circus Maximus in vogelvlucht
Rond 600 v. Chr. is het dal tussen de Palatijn en de Capitolijn door de Etruskische koning, Tarquinius Priscus, met de aanleg van de cloaca maxima (grote riool) drooggelegd. Zo kon dit laaggelegen gebied bebouwd worden en ontstond hier het centrum van de stad Rome, het zogeheten Forum Romanum. Later heeft deze koning ook het dal, de Vallis Murcia, aan de andere zijde van de Palatijn laten droogleggen (zie kaart). Hierdoor kon dit oorspronkelijk moerassige gebied gebruikt worden voor wagenrennen. De toeschouwers konden vanaf de Aventijn en de Palatijn de wedstrijd volgen. Het was Tarquinius Priscus (616-578 v. Chr.), die zoals het verhaal gaat, als eerste houten tribunes heeft geplaatst. In 328 v.Chr. kwamen er volgens Livius carceres ofwel startboxen zodat de start eerlijk zou verlopen.

Circus Maximus maquette Vincenzo Brenna Circus Maximus ca. 1770
Étienne Dupérac ‘Circus Maximus and the Palatijn’ 1575, Rijksmuseum Amsterdam

‘‘Julius Caesar zag in dat het Circus Maximus meer was dan een plaats waar het volk werd vermaakt. Hij realiseerde zich dat je het van politieke invloed verstoken stadsvolk een stem moest geven. Geen stem van politiek gewicht, maar een geluid dat naar buiten bracht wat er in Rome onder de gewone mensen leefde. Geen plaats achtte hij daarvoor geschikter dan het Circus Maximus. Hij breidde het in beide lengterichtingen uit, zodat de toeschouwerscapaciteit werd vergroot tot boven de 150. 000. Ook liet hij rond de renbaan voor de tribunes een gracht graven om de bezoekers nog beter te beschermen tegen de woeste sprongen van in het nauw gebrachte wilde dieren. Daarachter liet hij stenen zetels aanbrengen.”
Geciteerd uit: F.M. p. 52
Als het Circus Maximus in 31 v.Chr. in brand vliegt, wordt het onder Augustus weer opgebouwd. Bovendien werd het nog verder uitgebreid en kwam er ook een keizerlijke loge (pulvinar). Ook liet Augustus een obelisk uit Egypte komen die op de spina, een scheidingsmuur die de renbaan in tweeën verdeelt, werd geplaatst. Deze obelisk staat nu op het Piazza del Popolo. Onder Constantius II kwam er nog een tweede obelisk, die tegenwoordig achter de basiliek Sint-Jan van Lateranen staat. Bij de grote brand in 64 n. Chr. onder Nero werd de renbaan opnieuw opgebouwd.
In 81 n. Chr. gaf de senaat opdracht om een triomfboog (reconstructie) ter ere van Titus te bouwen. Deze boog aan de korte oostelijke zijde van het Circus Maximus had drie doorgangen (Wikipedia) en werd de ingang van de renbaan. Bij opgravingen in 2014 en 2015 zijn de fundamenten van deze Titusboog gevonden. De boog is bijna volledig verdwenen, maar het opschrift is nog bekend (Wikipedia).
“Omdat hij in overeenstemming met de voorschriften, plannen en voorspellingen van zijn vader, het volk van de joden overwon en de stad Jeruzalem, die door alle generaals, koningen en volkeren vóór hem tevergeefs was aangevallen of was gemeden, volledig heeft verwoest.” Geciteerd uit: F.M. p. 53
‘Trajanus (98-117) liet het circus nogmaals op grootse wijze herstellen na een nieuwe verwoestende brand. Het circus was toen drie verdiepingen hoog met aan de buitenzijde open arcaden. […] Na Trajanus is het Circus Maximus niet meer wezenlijk uitgebreid.’
Geciteerd uit: Wikipedia

De laatste wagenrennen werden in 549 gehouden. In de latere 6e eeuw verviel het Circus Maximus. De plek werd gebruikt door boeren voor moestuinen en wijngaarden. In het oostelijke deel kwam de kerk Santa Lucia die in de 16e eeuw weer werd afgebroken. Een deel van het Circus Maximus werd door de familie Frangipane als fort gebruikt. Deze familie kreeg in 1145 ook de Middeleeuwse Torre della Moletta in handen. Deze toren stond niet zoals vandaag geïsoleerd, maar werd omringd door gebouwen en maakte deel uit van het Frangipane’ vestingwerk.
In de 16e eeuw zijn bij de bouw van onder meer de nieuwe Sint-Pietersbasiliek de marmeren zittreden gebruikt. In het Oost-Romeinse rijk, Byzantium ging het wagenrennen nog lang door na 500.
In de huidige tijd wordt het gebruikt voor concerten (o.a. Rolling Stones), demonstraties, maar in 2006 ook voor de inhuldiging van het Italiaanse voetbalelftal dat wereldkampioen was geworden. Sinds 2016 is het circus weer geopend.
De renbaan
De lengte van de renbaan was ca. 565 meter en de breedte ongeveer 80 meter (dwarsdoorsnede). Volgens Plinius de Oudere in zijn Natuurlijke historie konden er 250.000 toeschouwers in het circus. Dionysius van Halicarnassus noemt het getal 150.000. ‘[…] jaarlijks ongeveer drie miljoen mensen de rennen konden bijwonen.’ (F.M. blz. 133). De laagste schatting is het meest waarschijnlijk. In het Colosseum dicht bij het Circus Maximus was plaats voor 50.000 mensen.

Reconstructie van het keerpunt met de metae
Het Circus Maximus Prado Madrid ca. 1638
In het midden van het Circus stond de spina, een muur die de baan in tweeën verdeelde (plattegrond spina). De spina was 335 meter lang en op de beide uiteinden van deze scheidingsmuur stonden de metae. Dit waren drie kegelvormige zuilen die stevig verankerd waren. De metae gaven het punt aan waar de wagens moesten keren.
Naast deze keerpalen lagen eieren en bij elke ronde werd één ei verwijderd. Later werden er ook bronzen dolfijnen gebruikt die met water gevuld waren en bij elke ronde werd er één dolfijn omgekieperd waardoor het water in een bak op de spina stroomde. In het midden van de spina stonden de twee obelisken zoals boven beschreven en ook stonden er op de scheidingswand tempeltjes. Aan de oostzijde waren de startboxen, de zogeheten carceres. Als vertreksein werd een witte doek in de arena gegooid.

De wagenrennen, de renstallen en de wagenmenners
Circus Maximus Detail Reconstructie Model

Detail Geheel
Parade 4e eeuw opus sectile uit de basilica Junius Bassus
Voordat de wagenraces begonnen was er een parade (pompa circensis) waarbij de adel voorop reed en de deelnemers aan de race geïntroduceerd werden.


“This relief from Ostia, dating to the reign of Trajan, depicts the Circus Maximus in action. The piece was a funerary monument, honoring one or both of the couple standing on the left of the figural frame. The featured action depicts a racing quadriga, moving across the foreground away from the couple. The chariot is paced by an outrider and a “sparsor” sprinkles water in front of the horses to keep the dust down. The eye is drawn, however, to the detailed reconstruction of the barrier’s key features, the rounded cones of the “metae” at either end, an obelisk on the left of middle, a pair of female statues, possibly Victoria figures, atop columns, and the dolphin lap-counters. Behind the barrier, back to the viewer, waits a helmeted figure with a victory palm, ready to declare the victor. On the far right are the “carceres”, turned sideways and shallowly carved, to give the impression of perspective. The double doors of each starting gate are separated from the next by pilasters with herms set before them. The relief may have originally honored someone affiliated with the races, possibly one of the faction leaders, possibly a magistrate/producer of a fine set of “ludi circenses”. The fact that only one driver is depicted may suggest a close connection to the male deceased; perhaps everyone in the relief belonged to the “same color”, or team. Source: A. Futrell, The Roman Games” Quoted from Egisto Sani

Als de twaalf deuren van de startboxen opensprongen, moesten de menners zeven keer tegen de klok in rond de spina waarbij ze in totaal vijf kilometer aflegden (plattegrond banen voor de paarden). Meestal werd met vierspannen gereden, maar ook in twee -of driespannen. Bij het vertrek, maar ook bij de keerpalen gebeurden nog al eens ongelukken, vooral wanneer de menners hun paarden in een te scherpe bocht om de metae dirigeerden of als ze een te hoge snelheid hadden. De winnaar maakte een ereronde.
“Wall painting dating from the Antonine reign, about 140 AD, and depicting a charioteer driving a chariot drawn by two horses, “biga”. He exhibits the winner crown in his right hand, and holds a palm-branch, the symbol of victory with the left. This small fresco is kept in its original location, inside the so-called “Casa degli Aurighi», «Building of Charioteers», on the «Cardo degli Aurighi» or «Street of Charoteers» in Ancient Ostia, Regio III, Insula X.” Quoted from Egisto Sani
Vierspan fresco (1e eeuw) Pompeii, Huis van de Quadriga


Villa Romana del Casale racewagen mozaïek Mozaïekvloer
Bij de keizerlijke loge kreeg hij een laurier -en olijftak overhandigd en een beloning die vaak aanzienlijk was. Als pleister op de zere wonde kregen de nummers twee en drie ook een bedrag. ‘[…] ze kregen geldbedragen uitgekeerd die de meeste mensen in Rome hun hele leven niet bij elkaar verdienden.’ (F.M. blz. 114). In de keizertijd werden er 135 dagen per jaar races gehouden en per dag, uitzonderingen daargelaten, 24 races. Tussen de races door traden ruiters (desultores) op die met hun paarden allerlei acrobatische toeren uithaalden.

Er waren vier renstallen of factiones: de Groenen, de Roden, de Witten en de Blauwen. De renwagens kregen de kleur van de desbetreffende renstal. De grootste renstallen waren de Groenen en de Blauwen. Alle vier hadden op het Marsveld een eigen stal, met oefenterreinen en stallen voor de paarden. Aan het hoofd van een renstal stond de dominus factionis. Hij moest ervoor zorgen dat alles goed verliep. Er waren gigantische bedragen mee gemoeid vandaar dat de hoogste baas van de renstal uit de hoogste stand kwam en ervaring had met financiële zaken.
Elke renstal had in hun organisatie mensen in dienst zoals de de contitores (vertrouwensman van de menner), hoefsmeden, veeartsen en sellarri (stalknechten). De sparsores moesten tijdens de race de paarden en de assen van de wagen met water besprenkelen.
“Curieus was het optreden van de hortatores. Tijdens de races reden ze te paard tussen de wagens door en hielden de menners van hun stallen op de hoogte van de stand van zaken, vooral van wat er achter hun rug gebeurde. Voor het publiek waren die mensen in de kleuren van hun renstal duidelijk herkenbaar.”
Geciteerd uit: F.M. p. 79
Het Circus Maximus werd niet alleen voor wagenrennen gebruikt. Vóór de bouw van het Colosseum (80) werden er ook gladiatorengevechten gehouden.
De Romeinse samenleving was sterk hiërarchisch. Dit is ook duidelijk te zien aan de zitplaatsen van het Circus Maximus en het Colosseum. De keizerlijke loge, de pulvinar, was natuurlijke de beste plek en had een aparte ingang. De hogere klasse zat hoog genoeg om over de spina te kunnen kijken. De mindere plekken waren voor de plebejers.
De wagenmenners kwamen uit de onderlaag van de samenleving, velen van hen waren slaaf. Als een wagenmenner succesvol was kon hij zich vrijkopen.
Jean Léon Gérôme ‘Chariot Race’ 1876 Inzoomen

Het wagenrennen was gevaarlijk. Zo beschreef bisschop Sidonius Apollinaris rond 450 een race van een wagenmenner..
‘”Zijn paarden stortten voorover, een kluwen van paardenbenen raakte verstrikt in de wielen, tot er tussen alle spaken een been zat. De wielen bleven doordraaien en braken de benen die erin vastgeklemd zaten. Daarna vloog de menner, het vijfde slachtoffer, uit zijn wagen, die boven op hem viel, en het bloed stroomde over zijn voorhoofd.”
Taken from: Morten Kjerside Poulsen ‘Wedrennen waren formule 1 van Rome: Dodenrit in Rome’ Historia / Quoted from: W. B. Anderson, ed. and trans., ‘Sidonius: Poems and Letters’, Loeb Classical Library (Cambridge, Mass. and London), 1963-65, vol. 1, p. 310.
Alexander von Wagner ‘The Chariot Race’ ca. 1882 Manchester Art Gallery Figuur

Op de rechte stukken konden snelheden van wel 70 km gehaald worden, maar bij het nemen van de bocht moest je flink afremmen zeker als je een scherpe bocht nam. Hier ging het regelmatig mis zoals in reliëfs vaak werd weergegeven.

Reliëf wagenrennen Kunsthistorisches Museum Wien, Antikensammlung ca. 50
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste menners vrij jong stierven. De beroemde Flavius Scorpus of Scorpius (68 – 95) die reed voor de Groenen stierf na 2048 overwinningen op 27-jarige leeftijd. Martial, een Romeinse dichter, over de dood van Flavius Scorpus:
“Laat Overwinning in droefheid haar Idumaean palmen breken; O gunst, sla op uw blote borst met een niet-ontziende hand. Laat Eer haar gewaad veranderen voor dat van rouw; en maak uw gekroonde lokken, o troosteloze Glorie, een offer voor de wrede vlammen. Oh! triest ongeluk! dat jij, Scorpus, in de bloem van je jeugd moet worden afgesneden en zo vroegtijdig moet worden geroepen om de duistere paarden van Pluto te benutten. De wagenrace werd altijd ingekort door je snelle rit; maar o waarom zou je eigen race zo snel zijn gelopen.” Geciteerd en vertaald Martial, Epigrams Book X L
De menners hadden een speciale uitrusting om zich te beschermen zoals een borstbeschermer, een lederen helm en leren banden om de benen. De teugels waren bij de menner om het lichaam gebonden. In het ergste geval, als je uit de renwagen donderde, was een mes nodig om je los te maken van verstrikte teugels. Het mes zat tussen de banden van de borstbeschermer. Waarschijnlijk stierf Scorpus tijdens het racen waarbij hij de teugels niet meer op tijd los kon snijden.
Beroemde gladiatoren waren populair, maar wagenmenner waren vaak nog populairder. Een beroemde menner was Gaius Appuleius Diocles:
“[…] wagenmenner van de Roden, afkomstig uit het Spaanse Lusitanië, 42 jaar, 7 maanden, 23 dagen oud. […] De statistieken: 24 jaar wagenmenner, 4257 maal aan de start, 1462 overwinningen […] 2900 overwinningen en ereplaatsen, 861 tweede plaatsen, 576 derde plaatsen, 1 vierde plaats […] 35 863 120 sestertiën prijzengeld, 8 paarden met 100 overwinningen, 1 paard met 200 overwinningen.” Geciteerd uit: J.L. p. 115
Ronaldo noch Messi, maar Gaius Appuleius Diocles is verreweg de beste betaalde sporter aller tijden. Diocles’ prijzengeld was genoeg om de 1 miljoen inwoners van Rome één jaar lang van graan te voorzien. Hij werd bezongen en vereeuwigd in gedichten en zijn afbeelding en naam waren overal op muren in latrines in graffiti terug te vinden. Net als de huidige stervoetballers werden ze voor veel geld opgekocht door de concurrenten. Zo heeft Diocles 6 jaar voor de Witten, 3 jaar voor de Groenen gereden en de laatste 15 jaar voor de Roden.
De keizer en het publiek
In grote drommen kwamen de mensen uit alle lagen van de bevolking ’s ochtends vroeg naar het Circus Maximus om toch vooral niets te missen. Onder hen vele fans van één van de renstallen. Zij waren te herkennen aan de kleur van hun shirt. Zo stond de harde kern van de Groenen of Witten vaak bij elkaar op de tribunes. De historicus Ammianus Marcellinus (ca. 330 – 395) had geen hoge pet op van het volk dat naar de wagenraces ging. Hij beschreef de meute als volgt:
“Laten we het nu hebben over het vadsige en luie proletariaat. Daaronder zijn mensen die geen schoenen dragen maar de trotse dragers zijn van zulke eervolle namen als Graaier, Slenteraar, Halve ton, Serapisje, Krachtpatser, Lijmer, Opscheplepel, Worstje, Zwijntje, Pekelvis en wat dies meer zij. Ze wijden hun leven aan drank, dobbelen, bordeel en spelen. Hun tempel en huis en ontmoetingsplaats en het centrum van al hun hoop is het Circus Maximus. […] Degenen die der dagen zat zijn en aan hun leeftijd grote invloed ontlenen, zweren om de haverklap bij hun witte haren en rimpels dat het land naar de bliksem zal gaan als in de komende race hun idool niet als eerste uit de startkooi komt of met zijn onfortuinlijke vierspan een te wijde bocht maakt om het keerpunt.”
Geciteerd uit: J.L. blz. 114
Gladiatoren waren zeer populair, maar de overtreffende trap waren de wagenmenners. Dit had natuurlijk ook te maken met de frequentie waarmee je het Colosseum en Circus Maximus kon bezoeken. De gladiatorengevechten en de vele dieren waren een zeer kostbaar. De wagenrennen en trouwens ook de theaters waren veel goedkoper en werden dan ook veel vaker bezocht dan de gevechten in het Colosseum.
Sommige fans gingen wel heel erg ver in hun toewijding aan hun renstal of wagenmenners zoals Diocles, Musclosus of Scorpus. Zo vermeldt Plinius de Ouder in zijn Natuurlijke historie Boek 7, 186 een wel heel extreem gedrag van een supporter van de Roden.
“In de Akten [acta diurna dagelijkse nieuwskrantje] is te vinden dat bij de begrafenis van Felix [Geluk], een wagenmenner van de roden, een van zijn supporters zich op zijn brandstapel wierp – een sterk verhaal – waarna rivalen hun best deden om de schuld te schuiven op het vele reukwerk dat de man naar het hoofd zou zijn gestegen, om te voorkomen dat dit voorval de roem van de wagenmenner zou vergroten.” Geciteerd uit: Plinius ‘De wereld Naturalis historia’ (vertaald door Joost van Gelder Mark Nieuwenhuis en Ton Peters), Athenaeum-Polak&Van Gennep, Amsterdam 2004 Boek 7, 186 of blz. 180.
Verder werden de Goden en de onderwereld aangeroepen om de tegenpartij kwaad te berokkenen. Zo zijn er tabletten gevonden waarin de concurrent vervloekt werd. In Hadrumetum (Noord-Afrika) is een vervloekingstablet gevonden ‘met een door een Blauwe of Rode geschreven tekst […]’
‘Ik roep u aan, demon, wie u ook bent, en verlang van u dat u de paarden van de Groenen en de Witten pijnigt en doodt en de wagenmenners Clarus, Felix, Romulus en Romanus laat verongelukken en dat er in hen geen levensadem meer overblijft.’
Geciteerd uit: F.M. blz. 140
Onder de christelijke keizers zoals Theodosius en Honorius ging de vervloeking gewoon door, maar de aangeroepenen werden christelijk.
“Ik roep u op, heilige engelen en heilige namen, voeg je bij de machten van de toverformules, bind Eucherius de wagenmenner morgen in de arena van Rome vast, verstik hem, breng hem ten val, bezorg hem letsel, vernietig hem, dood en verbrijzel hem.”
Geciteerd uit: F.M. blz. 141-142
De keizer keek bij de wagenrennen vanuit zijn eretribune toe. Als het publiek bij de binnenkomst van de keizer enthousiast of met gejoel reageerde, wist de keizer precies hoe de vlag erbij hing. Voor het volk waren de wagenrennen een uitlaatklep waarbij het hun ongenoegen of vreugde ventileerde. Keizers konden zich populair maken door gladiatorengevechten in het Colosseum te organiseren, maar vooral door wagenrennen te houden. Het publiek waardeerde het als de keizer in het Circus Maximus verscheen om de race mee te maken. “Zo bezien deed de keizer Marcus Aurelius het verkeerd: ‘Hij had de gewoonte tijdens de Circusvoorstellingen te lezen, te luisteren en te signeren, en het verhaal gaat dat de menigte hem daarover dikwijls schertsend heeft gekapitteld.’ J.L blz. 115. Veel keizers waren ook fan van een renstal. Meestal waren ze aanhanger van de Groenen of Blauwen. Er waren sommige keizers die wel erg ver gingen om hun favoriet te laten winnen. Berucht was keizer Caligula (37-41) die een fanatiek aanhanger van de Groenen was. Deze keizer deinsde er niet voor terug om menners en paarden met vergif uit de weg te laten ruimen. De Griekse redenaar en filosoof, Dio Chrysostomus, schreef over Caligula en zijn lievelingspaard:
“Eén van zijn paarden -hij noemde het dier Incitatus- nodigde hij vaak uit bij het diner. Hij zette het dier gouden gerstekorrels voor en bracht een toost uit met wijn in gouden bekers. Hij legde een eed af bij voorspoed en heil van het paard en beloofde zelfs dat hij het tot consul zou laten benoemen. Hij zou het ook zeker hebben gedaan, had hij de tijd van leven gehad.” Geciteerd uit: J.L. p. 115
Er zijn wel twijfels of dit verhaal klopt. Mogelijke kwam het van de aanhangers van de senaat, die vaak in conflict kwamen met Caligula. Deze keizer constateerde schertsend dat zijn paard slimmer was dan een senator.
Tijdens en vóór de wagenrennen werd er massaal gegokt en niet alleen door het volk, senatoren, maar ook door vele keizers. Bekend is dat een aantal keizers, zoals Augustus, en Claudius, verzot waren op dobbelen met hoge inzetten. Veel keizers waren enthousiast over de wagenrennen en hebben waarschijnlijk tijdens de races gegokt op hun favorieten.
Een populaire ontmoetingsplek
Het circus was er niet alleen voor de wagenrennen, maar het was ook een gewilde ontmoetingsplaats. Wilde je op zoek gaan naar een relatie dan was, aldus Ovidius, het Circus Maximus en perfecte plaats. Hij beschrijft in zijn Amores 3,65-84 (Liefdes) hoe het meisje op wie hij verliefd is de wagenrace in het Circus Maximus bekijkt:I
“Ik zie je favoriet; wie jij het liefst hebt zal vast winnen.
Het lijkt wel of de paarden zelf begrijpen wat jij wilt.
Mijn hemel, hij neemt met een veel te wijde bocht het keerpunt.
Wat doe je nu? De volgende komt met de naaf vlakbij.
Wat doe je, dwaas? Je richt de wensen van mijn lief te gronde.
Trek alsjeblieft de teugels met je linkerhand strak aan.
We wedden op een zwakkeling. Burgers, vragen om een herstart.
[…]
Ja hoor, ze blazen af. Maar het gezwaai verwart je kapsel;
kom zoek maar met je hoofdje dekking bij mij aan mijn borst
De startbox staat weer open en de deurtjes geven doorgang,
de tweekleurige stoet vliegt weg, de paarden gaan voluit.
[…]
De wens van mijn geliefde is vervuld, nu nog de mijne;
hij heeft de zegekrans, mijn krans moet nog worden behaald.
Ze lachte en beloofde iets met twinkelende oogjes;
dat is voor hier genoeg; geef ergens anders maar de rest.”
Geciteerd uit: F.M. blz. 96-97
Restanten van de arcaden en het Circus Maximus Luchtfoto

Ook voor zoekers naar de betaalde liefde was er keus genoeg. In de onderste arcaden waren er naast vele winkels ook bars en bordelen.
Sinds 2008 zijn er opgravingen gedaan in het Circus Maximus. Hier zijn vele munten en pannen en ook een deel van een glazen bokaal (replica) gevonden met daarop een paard dat gezegevierd heeft. Sinds 2016 is het Circus Maximus weer geopend en te bezoeken.
Jona Lendering, ‘Stad in marmer Gids voor het antieke Rome aan de hand van tijdgenoten’ Athenaeum-Polak & van Gennep, Amsterdam 2002 blz. 107-117
Fik Meijer, ‘Wagenrennen Spektakelshows in Rome en Constantinopel’, Athenaeum – Polak&Van Gennepp, Amsterdam 2004
Fik Meijer ‘Wagenrennen in het Circus Maximus’ Spiegel Historael, jaargang 2005, nummer 5
Samuel Ball Platner “Circus Maximus” (as completed and revised by Thomas Ashby): A Topographical Dictionary of Ancient Rome, London: Oxford University Press, 1929
Morten Kjerside Poulsen, ‘Wedrennen waren formule 1 van Rome: Dodenrit in Rome’ Historia
Peter T. Struck, ’Greatest of All Time Lifestyles of the rich and famous Roman athletes’ Lapham’s Quarterly Monday, August 02, 2010