Orcagna, Nardo di Cione en de Strozzi di Mantova-kapel (Santa Maria Novella)
De facade van de Santa Maria Novella
Zicht op de Strozzi di Mantova-kapel in de zijbeuk van de Santa Maria Novella
In de Strozzi di Mantova-kapel in het linkertransept is werk uit het midden van het trecento te zien van Orcagna en zijn broer, Nardo di Cione. De andere Strozzi-kapel ligt direct links van de hoofdkapel en is tussen 1487 en 1502 door Filippino Lippi geschilderd.
Crivelli ‘Thomas van Aquino’ 1476
De Strozzi di Mantova-kapel is tussen 1340 en 1350 gebouwd. Orcagna schilderde het grote altaarstuk en zijn broer schilderde de fresco’s op de wanden. Andrea Orcagna was de voornaamste jonge schilder die na 1340 opkwam. Zijn belangrijkste werk, heeft hij voor deze kapel geschilderd. Het is een altaarstuk met de Tronende Verlosser en heiligen. Het is gedateerd 1357 en gesigneerd. De schilderingen op de muren achter en naast dit grote altaarstuk zijn: Het laatste oordeel en De opstanding achter het altaarstuk; op de linkerwand het Paradijs met een triomferende Christus en Maria en rechts de hel. Enkele leden van de familie zijn in deze fresco’s ook te zien. Het hele ensemble past natuurlijk prachtig bij een grafkapel. De dominicaan en theoloog, Thomas van Aquino, ontving uit handen van Christus immers de kerkelijke doctrine. Een leer die de dominicanen met hand en tand verdedigden. De monniken van deze kerk konden dan ook tevreden zijn.
Het onderwerp van het altaarstuk is echt nieuw, tenminste wat betreft retabels uit Florence en Siena. Een volwassen Christus die in volle lengte wordt getoond is hoogst ongebruikelijk. Dit geldt ook voor het verspreiden van de Christelijke doctrine en het verlenen van de kerkelijke autoriteit. Bijna altijd verscheen Christus als kind in de armen of op schoot van zijn moeder. Wel werd hij getoond als man van smarten, maar dan in een predella. Vóór 1300, dus voor Giotto, verschijnt God wel eens als triomfator op een troon. Deze werken uit het dugento laten ook vaak voorsprekers zien naast God. Orcagna’s Christus gaat terug op de traditie uit Rome van vóór 1300 en dan vooral van het pauselijke hof.
Andrea Orcagna Strozzi Altaarstuk 1354 – 1357
Orcagna’s Christus als Verlosser ziet er onverbiddelijk en streng uit. Het doet denken aan een visioen. Christus zit in een lichtkrans van serafijnen. Hoog boven alles frontaal in een rigide houding zit Christus. Zijn vurige ogen lijken niet te kijken. Wat lager staat Maria rechts van Christus en links Johannes de Doper. Maria stelt de knielende Dominicus voor aan Christus. Verder zien we Johannes, Petrus de stichter van de kerk en dominicaanse theoloog Thomas van Aquino. Deze theoloog krijgt het geschrift met de leer van Christus aangereikt en Petrus ontvangt de sleutels. Zo wordt nog eens benadrukt dat God de bron van de kerk en de kerkelijke leer is. Beide figuren zijn de werktuigen van God om de verlossing te verkondigen.
In de predella zijn drie scènes te zien die het belang van de kerk en de sacramenten benadrukken. Aan de linkerzijkant houdt Thomas van Aquino de mis, in het midden de boot met de apostelen (detail) en rechts scènes uit het leven van Petrus.
Niet alleen het onderwerp grijpt terug naar het dugento, maar ook de stijl. Er wordt nauwelijks enige diepte gesuggereerd. De gouden achtergrond, de strakke hiërarchie, de starende blik van Christus doen denken aan een icoon. De draperieën lijken wel geschilderd door Giotto. Toch is er een essentieel verschil. Giotto schiep de illusie dat er werkelijk lichamen achter de kleren zaten. De figuren van Orcagna lijken eerder vlak alsof één van de drie dimensies ontbreekt. Ook de overlappingen van de figuren scheppen nauwelijks diepte. Door de figuren alleen frontaal of in profiel te schilderen wordt het effect van platheid nog eens extra versterkt. Ook in de predella is ondanks de architectuur bijna geen diepte te zien. Het gaat hier om de boodschap: een goddelijke waarin het menselijke geen rol speelt. Wat een verschil met Giotto of Taddeo Gaddi! Toch is de stijl van Orcagna geen volledige afwijzing van die van Giotto. De manier waarop Maria naar God wijst of Laurentius naar Paulus kijkt, verraadt dat Orcagna wel degelijke nog elementen uit het werk van Giotto gebruikt, maar wel meer in de stijl van de jonge Giotto die het altaarstuk van de Ognissanti schilderde en niet zoals de oudere Giotto die in Padua of in de Santa Croce werkte.
Giotto (atelier) ‘Kroning van Maria’ 1328 – 1335 Maria en Christus
Het altaarstuk is een polyptiek (vijf panelen), maar de zuiltjes er tussen zijn weggelaten. Dit was ongebruikelijk. Toch worden de zuilen wel gesuggereerd door de kapitelen en de schachten in de zwikken en de basementen aan de onderzijde. In het altaarstuk de Kroning van Maria uit het atelier van Giotto in de Baroncelli-kapel, worden de panelen wel duidelijk van elkaar afgebakend door zuiltjes. Ook het rationele raamwerk van een gotisch altaarstuk is veranderd door Orcagna. De velden boven de spitse boog hebben vergulde bloemen en andere verfijnde versieringen. Die lijken wonderwel op de versieringen in de mantels van Laurentius, Katharina en de vier engelen. Hierdoor worden de vlakken in de geschilderde ruimte ook voorgezet in de omlijsting. In het centrale paneel zijn bij de pinakels twee uitstekende lobben te zien. Deze vorm is min of meer een herhaling van de kroon van Christus.
Andrea Orcagna Strozzi Altaastuk inzoomen
In het rechterpaneel is in de rechterscène te zien hoe de ziel van keizer Hendrik II gered wordt. Door de gouden kelk die hij gegeven had, slaat de wegschaal aan de goede kant door.
In 1355 kreeg de familie Strozzi het recht op een eigen kapel in het linkertransept. In de kapel werden de belangrijke leden van de Strozzi’s begraven. Onder de trap ligt de grafkamer, de kapel zelf ligt er boven.
Zicht op de Strozzi di Mantova-kapel
De familie betaalde de meubilering, het altaarstuk en de fresco’s. Graftomben werden oorspronkelijk niet toegestaan in de Santa Maria Novella. Dit verklaart waarom er zoveel graftombes bij de gevel en rondom de begraafplaats zijn. Nu werd een kapel geaccepteerd, waarin zelfs vrouwen mochten worden begraven. Dit was in het koorgedeelte normaliter niet toegestaan. Bovendien heeft Tommaso di Rosselino Strozzi invloed kunnen uitoefenen op de schilderingen in de kapel. De naamheilige van de opdrachtgever, Thomas van Aquino, knielt voor God. Nog duidelijker is de invloed in de predella te zien.
Het weergeven van zo’n verhaal in een altaarstuk is zo bijzonder dat het wel haast op aandrang van de Strozzi’s moet zijn geschilderd. De Strozzi’s waren geldhandelaren en deze familie had hiermee woekerwinsten gehaald. Hierover was in Florence een ruzie en een jarenlange juridische strijd ontstaan. Dit conflict rond de Strozzi’s speelde net in de tijd dat de kapel gedecoreerd werd. De Strozzi’s gaven geen gouden kelk zoals Hendrik II (predella detail links), maar een kapel, een altaarstuk en fresco’s in de hoop zo hun zielen te redden.
Vervolg Florence dag 5: Masaccio ‘De Heilige Drie-eenheid’ (Santa Maria Novella) I