Michelangelo’s beelden in de Accademia III
Michelangelo in de Accademia met Mattheüs en de vier slaven
Michelangelo en zijn apostel Mattheüs
Voorstudie Mattheüs detail en geheel
Twee voorstudie
In april 1503 werd een contract getekend waarin Michelangelo de toezegging deed twaalf apostelen te hakken, elk jaar één. Er zijn nog twee tekeningen van Michelangelo uit hetzelfde jaar bewaard gebleven, waarop een voorstudie van de figuur van Mattheüs te zien is niet frontaal, maar vanaf de zijkant. Deze tekeningen zijn drie jaar vóór de ontdekking van het beeld van de Laocoon gemaakt. Het beeld dat de klassieke schrijver, Plinius de Oudere, omschreven had als het beste kunstwerk uit de Oudheid. Bij deze ontdekking was, zoals reeds beschreven in het verhaal over Rome, Michelangelo aanwezig. Waarschijnlijk is het beeld van de apostel Mattheüs, waar we nu voor staan, in de zomer van 1506 gehakt, dus na de ontdekking van de Laocoon. In de tekeningen wordt Mattheüs vrij rustig en nogal statisch weergegeven en maakt deze evangelist een heel andere indruk dan het uiteindelijke beeld.
Michelangelo ‘Mattheüs’ Zijkant In situ
TDe wijze waarop de emoties van de priester Laocoon worden weergegeven, moet diepe indruk hebben gemaakt op Buonarroti. Hiervoor hoef je alleen maar je hoofd om te draaien en naar de David in de koepelzaal te kijken en vervolgens weer de blik op Mattheüs te richten. Wat een wereld van verschil! De David lijkt wel potentiële kracht te hebben, maar hij staat er rustig bij. Zo niet Mattheüs, zijn beweging doet absoluut niet bedaard aan integendeel, hij lijkt zich wel los te wringen of te sidderen van iets waardoor hij overdonderd wordt: een goddelijk visioen? Het lichaam van Mattheüs draait om zijn eigen as. Hier zien we al het begin van wat later de figura serpentinata wordt genoemd.
Als we in het Palazzo Vecchio, ‘De Overwinning’ van Michelangelo, bekijken, zul je zien hoe Buonarroti deze draaiing rondom een centrale lichaamsas verder ontwikkeld heeft.
De Mattheüs: een perfecte illustratie van Michelangelo’s werkwijze
Het beeld van Mattheüs laat prachtig zien op welke manier Buonarroti te werk ging als hij een beeld uit het marmer haalde.
Vasari heeft deze werkwijze die hij zeer aanprees als volgt beschreven: “Men hale een figuur gaandeweg uit het blo , zodat deze stukje bij beetje en berekend uit het blok komt, op de wijze waarop men een figuur van was evenwichtig en rechtstandig uit een bak met water haalt. Eerst ziet men het lichaam, het hoofd en de knieën, en beetje bij beetje legt men het bloot door het op te tillen, vervolgens ziet men de rondheid van de figuur voorbij de helft, en tenslotte de rondheid van de achterkant.” Geciteerd uit: Kieft, G., ‘Het brein van Michelangelo Kunst, Kunsttheorie en de constructie van het beeld in de Italiaanse Renaissance’, Proefschrift Utrecht 1994 blz. 54
Michelangelo ‘Mattheüs’ spiegelbeeld
Als je nu de Mattheüs vanaf de zijkant bekijkt, kun je zien wat Vasari bedoelde met de zinsnede: ‘de figuur stukje bij beetje naar het oppervlak zou opheffen.’ De beeldhouwer begon met zijn hakwerk aan de voorzijde van het blok en werkte vervolgens verder tot aan de achterkant. Hij loopt dus niet rondom het blok om het aan meerdere kanten tegelijk te bewerken. Deze werkwijze hebben we bij de Orsanmichele gezien bij de nis van de Quattro Coronati. Ook Andrea Pisano beeldt dit in één van zijn reliëfs aan de Campanile af.
Nanni di Banco ‘Quattro Coronati predella’ In situ
Michelangelo ‘Mattheüs’ detail Hoofd van Mattheüs
Deze manier van werken was in de middeleeuwse ateliers al gebruikelijk voor beeldhouwers die sculpturen voor de kathedralen hakten. Zo’n manier van hakken betekent dat de meest vooruitstekende delen zoals een knie of een uitstekende hand het eerst uit het marmer worden gehaald. Er werden in die tijd drie soorten beitels gebruikt: de ongetande subbia, de grofgetande calcagnuolo en de fijn getande gradina, de laatste was voor Michelangelo het belangrijkste wapen. Buonarroti werkte de meest vooruitstekende delen al direct uit door alle drie de soorten beitels te gebruiken dus ook de gradina. Dit kun je onder meer zien bij de ver vooruitstekende linkerknie van Mattheüs. Als je de kop van Mattheüs van dichtbij bekijkt, is prachtig te zien dat bij de partij (onder meer links van het gelaat) die nog niet bij het beeld komt met grove houwen is gehakt.
Jean Fouquet ‘Bouw van de tempel in Jeruzalem’ detail Inzoomen Uitzoomen Geheel Uit: Jean Fouquet ‘Les antiquités et guerre des Juifs’ 1470 -1475
Dit ruwe hakwerk was niet gevaarlijk, je was dan immers nog niet bij de ‘huid van het beeld’ zelf in de buurt. De flinke gleuven met in het midden de afdruk van een tand van de beitel, de calcagnuolo, zijn nog goed te zien. Het probleem bij het beeldhouwen is, zoals reeds eerder vermeld, dat je nauwelijks iets kunt herstellen als je er teveel afhakt. Donatello had dit wel gedaan bij zijn David van marmer, maar het is altijd te zien en dus niet meer dan een noodoplossing. Een manier om als beeldhouwer toch enige speling te houden bij het hakken, is de vormen gewoon te groot te hakken zoals de rechterarm en hand van Mattheüs die naar beneden hangt. Hierdoor heb je nog een beetje speling als je de positie van een hand of arm nog iets wilt veranderen.
Op 18 december 1505 werd besloten om het eerste contract te annuleren en van de twaalf apostelen is er slechts één gehakt en deze is zoals je hebt kunnen zien nimmer voltooid.
De vier slaven van Michelangelo in de Accademia
Michelangelo San Pietro in Vincoli Mozes
Paus Julius II Michelangelo Buonarroti de opdracht voor een graftombe. Michelangelo maakte vele tekeningen voor dit graf. Julius II koos zelf een ontwerp uit. In april 1505 vertrekt Buonarroti voor acht maanden naar Carrara om marmer uit te zoeken voor maar liefst veertig figuren voor een graftombe met drie verdiepingen en een hoogte van 7, 2 bij 10, 8 meter. Deze opdracht was voor Michelangelo ongelofelijk belangrijk, maar zou op een waar drama uitlopen. Tijdgenoten spraken over ‘de tragedie van de graftombe.’ Er zijn in totaal maar liefst vijf contracten gesloten. Het einde van een lange geschiedenis was, dat Buonarroti maar drie beelden maakte: Mozes, Leah en Rachel. De slaven die we nu bekijken, naast de twee die in het Louvre te zien zijn, waren bedoeld voor de graftombe van Julius II, maar zijn nimmer voltooid. De graftombe is uiteindelijk niet meer dan een grafwand geworden.
Michelangelo ‘Atlas’ in situ Zijkant Inzoomen
Michelangelo ‘Jonge slaaf’ Zijkant
De beelden zijn waarschijnlijk rond 1519 gehakt. De vier slaven, waaronder de slaaf met baard replica, hebben lang in de grot van Buontalenti in de Boboli-tuin gestaan, maar zijn in de 1908 naar de Accademia verhuisd.
Michelangelo zelf refereerde altijd met het woord ‘gevangenen’ aan deze beelden en niet met het woord slaven, zoals ze meestal genoemd worden.
Volgens een reconstructietekening van het graf, volgens het eerste contract, waren de slaven bedoeld als figuren die de nissen moesten flankeren. Vier ervan staan in dit museum. Michelangelo heeft natuurlijk ook de nodige voorstudies verricht en één hiervan laat, naast een sibille voor de Sixtijnse kapel en de kroonlijst voor de tombe, aan de onderzijde zes schetsen van slaven of gevangenen zien (Ashmolean Museum Oxford).
Michelangelo ‘Slaaf met baard’ Hoofd
Michelangelo ‘Ontwakende Slaaf’
In de literatuur zijn grofweg twee verschillende visies op deze beroemde beelden van de slaven (Pope-Hennessy, J., ‘Italian High Renaissance& Baroque Sculpture’ Volume III, Phaidon, London 1996 2000 paperback edition p. 95). De eerste visie noemt Pope-Hennessy de romantische en de tweede visie de realistische. De groep die neigt naar het eerste standpunt ziet hoe uit deze beelden de creatieve geest en werkwijze van de meester zelf te destilleren zijn. Dit kun je juist zo prachtig zien omdat de beelden niet voltooid zijn. De beelden laten een fase in het scheppingsproces van de kunstenaar zien. Zo zie je hoe het beeld zich uit het blok loswringt zoals een gevangene zich van zijn boeien probeert te ontdoen.
De realisten constateren dat het overgrote deel van het hakwerk aan deze beelden niet door Michelangelo is gedaan, maar door zijn assistenten. Slechts een bescheiden deel is het werk van Buonarroti zelf. Deze laatste kijk op de zaak, die steun vindt dankzij het onderzoek naar de sporen die de beitels hebben achtergelaten in het marmer, relativeert de romantische visie sterk. Een tussenpositie is goed mogelijk, omdat Michelangelo wel degelijk delen zelf heeft bewerkt of herbewerkt. Zo zijn in ‘de Ontwakende slaaf’ bij de linkerhand de vormen nauwelijks uitgewerkt en zo rudimentair dat Michelangelo hier niet de hand in heeft gehad. Dit geldt ook voor de kuit van deze slaaf die wel wat meer vorm is gegeven. Bij de torso van deze slaaf is het echter duidelijk dat de beitel van Michelangelo zijn werk heeft gedaan.
Agnolo Bronzino ‘Cosimo I de’ Medici’ c. 1545
Cosimo I schonk de vier slaven aan ‘De Kunstacademie’ waar we nu zijn en die later een museum werd. Want, volgens Vasari, was het ‘prachtig didactisch materiaal voor de kunstenaar in opleiding’. Hij beschrijft de juiste methode van beeldhouwen in iets andere bewoordingen dan in het eerder genoemde stuk: “[…] vier onafgemaakte gevangenen, die instructief kunnen zijn voor het leren hakken van marmeren figuren zonder stukken te verknoeien. De manier is de volgende: het is alsof men een figuur van was neemt of ander stevig materiaal, en het onderdompelt in een bak met water, dat vanwege haar natuur op het oppervlak vlak en evenwijdig is. Door die figuur stukje bij beetje uit dit vlak te trekken, worden eerst de meer vooruitstekende delen onthuld en blijft de onderkant [vooralsnog] verborgen, d.w.z. de achterste delen van de figuur, zodanig dat het aan het eind geheel onthuld is. Op dezelfde wijze moet men met de beitel de figuren van marmer onthullen; eerst de vooruitstekende delen onthullen en stukje bij beetje de achterste delen: deze werkwijze ziet men door Michelangelo toegepast in bovengenoemde gevangenen, dewelke Zijne Excellentie [Cosimo I] gewild heeft te dienen tot voorbeeld van zijn Academici.’ Giorgio Vasari Geciteerd uit: Kieft, G., ‘Het brein van Michelangelo Kunst, Kunsttheorie en de constructie van het beeld in de Italiaanse Renaissance’, Proefschrift (dissertation) Utrecht 1994 blz. 63
Giambologna ‘The Rape of a Sabine Woman’ gips model c. 1600
Andere zijde Top In situ
In de rij beelden die in de zaal voor de tribuna staan, is ook nog een Pietà te zien (Wikipedia). Deze is waarschijnlijk niet van Michelangelo. We lopen nog even naar het gipsen model van een beroemd beeld van Giambologna namelijk de roof van de Sabijnse maagd. Vanwege de chronologie van het verhaal zullen we dit beroemde beeld niet hier bespreken, maar bij de Loggia dei Lanzi waar het beeld staat. Mocht je het hier toch willen lezen klik dan hier.
Vervolg Florence dag 4: Michelangelo’s beelden in de Nieuwe Sacristie I