Masaccio ‘De Heilige Drie-eenheid’ (Santa Maria Novella) I
Gentil Fabriano ‘Twee Koningen’ ‘Aanbidding van de Koningen’
In het begin van het quattrocento werkten de meeste Italiaanse kunstenaars in de stijl van de internationale gotiek. In deze stijl overheerst het decoratieve en sierlijke. Zo worden de figuren vaak slank en in gracieuze houdingen afgebeeld. Zij dragen prachtige kleren volgens de laatste mode van de adellijke hoven. De plooien van de gewaden die ze dragen vallen niet volgens de wetten van de zwaartekracht naar beneden, maar vormen uitbundige bijna kalligrafische patronen. Landschappen worden meestal door piepkleine rotspartijen met boompjes en beesten weergegeven. Menselijke figuren zijn in verhouding tot het landschap veel te groot. Vaak wordt een middenplan weggelaten. Lorenzo Ghiberti was de meester van de internationale Gotiek in de beeldhouwkunst, althans voor wat zijn eerste deur voor het Baptisterium betreft. De schilders, Lorenzo Monaco en Gentile da Fabriano, waren vermaarde kunstenaars uit Florence die in deze stijl werkten. De Aanbidding van de Koningen van Fabriano uit circa 1423 (Uffizi) is zo’n voorbeeld van de internationale gotiek.(Wikipedia Engels).
De Renaissance in de Santa Maria Novella met de De Heilige Drie-eenheid van Masaccio
Giotto ‘Tronende Madonna met Kind’ ca. 1310 Inzoomen
Met Masaccio komt er een generatie kunstenaars die ‘de oude stijl’ van Giotto weer waardeert. De oude meester, Giotto, was zo goed aldus Vasari omdat hij als ‘eerste goed gelijkende afbeeldingen van bestaande personen te geven, waarbij hij naar de natuur te werk ging, iets wat meer dan tweehonderd in onbruik was geweest […]’ Wat Giotto rond dertienhonderd had gedaan was het imitatore della natura (nabootsen) en daarmee imitatione del vero (ware). De maatstaf voor goede kunst is de mate waarin een kunstenaar er in slaagt om natuurgetrouw af te beelden. Iets dat bepaald geen sinecure is, gezien de beperkte middelen die een schilder heeft: een plat vlak (paneel of doek), wat pigmenten, bindmiddel en penselen. Het realisme heeft echter zo zijn eigenaardigheden en zeker in de Renaissance. Het is wel zaak als kunstenaar om de natuur te vervolmaken. Alberti formuleerde dit in zijn boek over schilderkunst als volgt: ‘Laten we dus altijd alles wat we gaan schilderen ontlenen aan de natuur, en laten we uit die dingen altijd de mooiste en waardigste kiezen.’ Dit idee komt uit de vijfde eeuw voor Christus. Het beroemde verhaal over de Griekse schilder Zeuxis over de fraaiste delen is een prachtige illustratie van hoe Moeder Natuur te perfectioneren.
Ooit besloot Zeuxis een schilderij te creëren van Helena van Troje, de dochter van Zeus en Leda, die tevens bekend stond als de ‘mooiste vrouw ter wereld’. Het was de bedoeling dat het kunstwerk in een tempel van Hera zou worden geplaatst. De kunstenaar nam de stap om alle meisjes in de stad te laten ontkleden, zodat hij hun schoonheid kon beoordelen [François-André Vincent c. 1791]. Hij selecteerde uiteindelijk vijf meisjes, en de meest betoverende aspecten van hun schoonheid werden geïntegreerd in zijn schilderij. Zie: Erftemeijer, A., ‘De aap van Rembrandt Kunstenaarsanekdotes van de klassieke oudheid tot heden’, Becht, Haarlem 2000 blz.12
Masaccio ‘‘De Heilige Drie-eenheid’ ca. 1427
Giotto was met het nabootsen van de natuur begonnen. Hij had een belangrijke doorbraak bereikt door de al beschreven wet van Apelles te ontdekken. Toch vertoont de kunst van Giotto elementen die bepaald niet natuurgetrouw zijn. De schilders in de vroegrenaissance en vooral Masaccio gaan levensgetrouwer te werk. Zij volgden, zei het wat later, de ontwikkeling in de beeldhouwkunst in Florence. Het was Donatello die in een reliëf bij Sint-Joris al de illusie had geschapen van diepte op een plat vlak. Masaccio schilderde voor de eerste keer een fresco met lineair perspectief, zij het niet helemaal foutloos.
Er zijn geen bronnen noch is er een contract bewaard gebleven over de Triniteit. De knielende man links draagt de kledij van een gonfalonieri di guistizia. Dat was een hoog ambt in Florence dat maar twee maanden mocht worden uitgeoefend.
De grafsteen in de vloer draagt het opschrift: ‘Domenico di Lenzo et suorum 1426.’ De neef van Domenico was Lorenzo di Piero Lenzo onder zijn ambtsperiode als gonfalonieri di guistizia is het feest van de Eucharistie ingesteld en wel in augustus of september 1425. Toch blijft het onduidelijk of deze Domenico Lenzo hier ook echt begraven ligt daar hij oorspronkelijk niet in deze kerk, maar in de Ognissanti begraven is. Is de geknielde man werkelijk Domenico Lenzo dan is dit fresco eigenlijk een cenotaaf.
Maso di Banco Bardi di Vernio-kapel (Santa Croce)
Het geheel doet denken aan wat Maso di Banco in de Bardi di Vernio in de Santa Croce een eeuw eerder, schilderde. Toch zijn er wezenlijke verschillen. De stijl is compleet anders, de ‘nieuwe stijl’ van Maso doet vergeleken bij Masaccio wel erg oud aan. Maso schilderde een Laatste Oordeel en Masaccio een heilige drie-eenheid. Terwijl Maso di Banco alleen de donor en zijn familie aanspreekt, richt Masaccio zich tot het publiek in de kerk.
Masaccio ‘‘De Heilige Drie-eenheid’ ca. 1427 Inzoomen
de Triniteit was een populair thema in de grafkunst. Zo kon je laten zien dat er voor de mens nog hoop was na de kruisiging. Hoop en geloof in de verlossing worden al aangeduid in dit fresco door het sterfelijke en onsterfelijke tegenover elkaar te zetten.
Dankzij Vasari’s zorgvuldige beschrijving van het werk en de plek in de kerk is het fresco van Masaccio tegenwoordig weer te zien, hoewel het wel veel te lijden heeft gehad. In 1570 schilderde Vasari een paneel met Madonna del Rosario dat op de plek van Masaccio’s fresco te hangen kwam. De Maria del Rosario hangt nu in de Cappella Bardi. “Tijdens de ontmanteling van de Madonna del Rosario [in 1860] werd Masaccio’s Trinità herontdekt.” (Iris Ippel). In 1951 ontdekte Ugo Procacci in de noordelijke zijbeuk het onderste deel met de geschilderde tombe. De twee aparte delen zijn in 1954 weer bij elkaar gebracht op de originele plek waar we het nu nog kunnen zien. Helaas is het fresco in slechte staat. Bovendien is lang niet alles wat je nu ziet door Masaccio geschilderd. Zo is het onderste deel van Maria weg en volledig opnieuw geschilderd.
“In Santa Maria Novella schilderde hij ook onder het tramezzo van de kerk een Drievuldigheid in fresco, […] Aan de zijkanten bevinden zich twee figuren op hun knieën, die, voor zover kan worden vastgesteld, portretten zijn van de mannen voor wie het schilderij was bedoeld; maar er is weinig van hen te zien, omdat ze bedekt zijn met een verguld ornament. Maar het mooiste, los van de figuren, is een tonvormig gewelf, getekend in perspectief en verdeeld in vakken gevuld met rozetten, die zo goed zijn verkort en verkleind dat de muur lijkt te zijn doorboord.” Vertaald uit: Giorgio Vasari, ‘The Lives of the Artists’ Gutenberg p. 186
Het perspectief in het tonvormige gewelf is niet helemaal correct. Zo zijn bijvoorbeeld de cassetten direct boven de muren te groot. Hoewel Brunelleschi begreep hoe perspectief toegepast moest worden, documenteerde hij het niet; deze taak werd op zich genomen door Alberti, die een handleiding schreef over de toepassing ervan. Het definitieve bewijs en de correcte toepassing van perspectief kwamen echter van Piero della Francesca in zijn schilderij ‘Flagellatie‘, dat tussen 1468 en 1470 werd geschilderd (Wikipedia ‘De Prospectiva Pingendi’).
De uitvinding van het perspectief of ‘het gat in de muur’ wordt toegeschreven aan Brunelleschi. Rond 1410-1415 experimenteerde hij bij de Duomo, het Baptisterium en het Palazzo della Signoria (Vecchio). Brunelleschi heeft bij deze experimenten twee panelen geschilderd met behulp van het lineaire perspectief: één van het Baptisterium en het andere van het Palazzo Vecchio. Deze schilderijen zijn verloren gegaan, maar zijn wel beschreven door de biograaf van Brunelleschi: Manetti in diens Vita di Brunelleschi.
Brunelleschi was geen schilder noch wiskundige, maar architect. Waarschijnlijk was hij er zich als architect, maar al te goed bewust van hoe een gebouw er van een bepaalde hoek uitziet.
Pas in de jaren twintig van het quattrocento schoot de methode van Brunelleschi wortel in de schilderkunst. Waarschijnlijk omdat binnen de bestaande schilderkunst geen behoefte bestond om via ingewikkelde procedures gebouwen correct af te beelden. De oude werkwijze voldeed voor de dieptewerking in de schilderijen.
Ambrogio Lorenzetti ‘Annunciatie’ 1344 127 x 120 cm
Dit is de eerste keer dat het lineaire perspectief in de schilderkunst wordt gebruikt. Al in de veertiende eeuw schilderden de Sienese Duccio en de Florentijn Giotto, maar vooral hun jongere tijdgenoten Ambrogio en Pietro Lorenzetti met verkorte lijnen om meer dieptewerking te krijgen. Dit is goed te zien in de Annunciatie van Ambrogio (Pinacotheek Siena). Hoewel er in de Aankondiging van Ambrogio Lorenzetti wel degelijk dieptewerking is, is er nog geen sprake van een juist lineair perspectief.
Masaccio Rozet in zwik
Brunelleschi Rozet in zwik verborgen onder barokke laag
De architectuur die Masaccio schildert, lijkt sterk op het werk van Brunelleschi. Dit is goed te zien in de Barbadori-kapel in de Santa Felicita. In deze kapel zit onder een later aangebrachte barokke laag nu nog een pilaster en een zwik met een rozet erin. In het fresco, ‘de Triniteit’, zien we een geschilderde versie van deze combinatie. Zeer waarschijnlijk heeft Masaccio hulp gehad van Brunelleschi. Het is zelfs goed mogelijk dat de ondertekeningen op de arriccio, nu verdwenen, door Brunelleschi zijn aangebracht.
De traditie van de genadestoel en de Triniteit van Masaccio
Alles aan de heilige drie-eenheid van Masaccio is ongebruikelijk (genadestoel miniatuur). Geen traditionele achtergrond met goud, landschappen of wolken zoals in de genadestoel van Nardo di Cione. Dit type werd altijd begeleid in de aangrenzende panelen door een anachronistische groep heiligen. De triptiek van Nardo di Cione was zeer populair bij andere kunstenaars. Zijn compositie werd vaak overgenomen. In al deze werken is sprake van een niet historische benadering zonder een specifieke ruimte noch tijd. Ideaal dus voor een devotie altaarstuk.
Nardo di Cione ‘Genade Stoel’ 1356
Masaccio ‘De Heilige Drie-eenheid’ ca. 1427
Masaccio plaatst de Triniteit in een grote ruimte met een tongewelf en een boog die doen denken aan een klassieke triomfboog. De architectuur blijft onduidelijk. Is het nu een kerk, een kapel, een mausoleum of een triomfboog? Masaccio was de eerste die de Triniteit als een genadestoel, een oud thema in de schilderkunst, in een monumentale vorm goot. De afmetingen van het fresco zijn maar liefst 667 x 317 cm. Om een hoogte van 667 cm te kunnen bereiken, is zelfs een deel van het muurvlak nabij een raam nog opgevuld en uitgevlakt. Alle figuren ook het skelet op de geschilderde tombe zijn levensgroot en dat is ongekend voor die tijd. Dit draagt natuurlijk sterk bij aan het realisme dat in de Renaissance werd nagestreefd.
Gentile da Fabriano ‘Aanbidding van de Koningen’ ca. 1423 Uffizi
Een vergelijking tussen de Triniteit van Masaccio en de Aanbidding der koningen van Gentile da Fabriano laat zien hoe vernieuwend Masaccio was. Gentile schilderde vier jaar voor de heilige drie-eenheid van Masaccio in de internationale stijl zijn altaarstuk. Bij Masaccio is geen sprake van gratie, maar majesteitelijkheid. Eén blik op Masaccio’s Maria maakt elke toelichting overbodig. De figuren van Gentile da Fabriano in zijn Strozzi-altaarstuk (voor de Santa Trinita nu in het Uffizi) lijken wel poppen in vergelijking met die van Masaccio.
Brunelleschi’s theorie voorzag er niet in hoe figuren op verschillende plekken op juiste grootte weer te geven. De mensen in het fresco van Masaccio zijn in verhouding tot de architectuur te groot. Dit is waarschijnlijk bewust gedaan. Een juiste verhouding zou de figuren niet meer levensgroot hebben gemaakt. Het is juist deze grootte die indruk maakt op de kijker.
Masaccio heeft een modulair systeem gebruikt in zijn fresco. Een systeem dat Brunelleschi ook toepaste in de San Lorenzo en de Santo Spirito zoals al eerder beschreven. Het uitgangspunt was de Florentijnse palmo, dat is een halve braccia ofwel 29,18 cm. De afstand van de stenen vloer in de kerk tot aan de vloer in het fresco is zeven palmi, precies dezelfde afstand van de geschilderde vloer tot de armen van het kruis. Deze afstand keert ook weer in de diameter van het tongewelf. De perspectivische vorm van het gehele tongewelf past precies in een vierkant van zeven palmi.
Vervolg Florence dag 5: Masaccio ‘De Heilige Drie-eenheid’ (Santa Maria Novella) II