Donatello: vijf beelden voor de Campanile
Donatello heeft in totaal vijf beelden voor de Campanile bij de Santa Maria del Fiore gehakt en wel voor de nissen aan de noord -en oostzijde. Elke kant van de Campanile had vier nissen: zestien in totaal dus. De nissen zijn vrij smal en diep. Voor goede afbeeldingen klik hier bij Wikipedia. Sommige van de originele beelden kunnen we hier in het museum zien. Duidelijk is dat de tand des tijd voor een patinalaag gezorgd heeft. Er waren al in het trecento wat beelden met de gebruikelijke zware schriftrollen in de nissen gezet, waaronder een Profeet van Andrea Pisano. Donatello echter trok zich niets aan van het al bestaande iconografische verhaal van deze beelden. We bespreken en bekijken vijf beelden van Donatello in chronologische volgorde: Profeet met baard (1415-1418), Profeet zonder baard ofwel Profeet met schriftrol (1416-1420), Abraham en Izaäk (1421), Jeremias (1423-1425) Habakkuk ofwel Zuccone (1427-1435). Bij Web Gallery of Art zijn deze beelden te zien.
Bij zijn beelden moest Donatello rekening houden met de vrij smalle nissen. Bovendien zijn de nissen op een hoogte van vijftien meter in de Campanile gezet. Deze beelden zijn dus vijf of zes keer zo ver weg van de kijker als de Johannes aan de gevel van de Duomo of de Marcus bij de Orsanmichele. Wil je op zo’n hoogte nog iets van een gezichtsuitdrukking overbrengen dan moet je die wel zwaar aanzetten. Als je in het museum oog in oog staat met de profeten van Donatello hebben ze wat karikaturale trekken, maar dit is niet het geval als je replica’s ter plekke bij de Campanile bekijkt. Niet alleen de afstand is cruciaal voor de beelden, maar ook de hoogte, breedte en diepte van de nissen. Terwijl de Marcus van Donatello een lengte had van 236 centimeter, kon hij zijn vijf profeten voor de Campanile niet hoger maken dan 190 centimeter.
Donatello: Habakkuk (tweede links) Jeremia (derde links) replica’s In situ
V.l.n.r: Profeet, Profeet David, Abraham en Isaak, Profeet met baard replica’s
Donatello ‘Profeet met baard’ Vóór de restauratie
Het eerst gehakte beeld voor de Campanile was de Profeet met baard. Net als bij de Marcus (Orsanmichele) die Donatello hiervoor had gemaakt en die we na dit museum zullen bezoeken, maakte hij eerst modellen op ware schaal van gesso of klei. Pas hierna kwam de beitel eraan te pas. De profeet is duidelijk in gedachten verzonken. De hand onder de kin en zijn licht voorovergebogen houding lijken de overpeinzingen extra te benadrukken. De Florentijnen noemden het beeld al snel de Pensieroso een titel die Rodin eeuwen later aan zijn beroemde figuur voor de hellepoort gaf. De blik van Donatello’s denker is naar beneden gericht, maar kijken doet hij niet.
Donatello ‘Profeet zonder baard’ Portret
De tweede profeet die Donatello voor de Campanile maakte, was de baardloze profeet. Een figuur die veel weg heeft van de eerste. In beide beelden heeft de kunstenaar gebruik gemaakt van een soort geometrisch systeem. In het midden van de beide profeten is een sterke verticale as aanwezig. Zo loopt er vanaf de neus van de baardloze profeet via de uitgestoken wijsvinger en de plooien eronder een lijn tot aan het midden van de draperie die over het voetstuk uitsteekt.
De profeet zonder baard (ook wel profeet met de schriftrol genoemd) priemt met zijn vinger naar de schriftrol en kijkt vermanend naar beneden. Blijkbaar had de kerkganger, vijftien meter lager, wel wat aanmaning nodig om zich aan Gods woord te houden. Tijdgenoten waren onder de indruk van deze beelden. Wat hen opviel was dat de gezichten zo levensecht waren: het leken wel portretten.
Voor het eerst worden echte individuen gehakt. Vasari noemt zelfs twee namen voor twee van de vijf beelden die Donatello maakte voor de Campanile. Twee ervan zouden portretten (waaronder de profeet Zuccone) van Francesco Soderini en ene Giovanni di Baruccio Cherichini zijn.46 Dit nu klopt niet, maar Donatello heeft zeker modellen gebruikt. Bovendien heeft hij de Romeinse portretkunst terdege bestudeerd. Donatello is samen met zijn vriend Brunelleschi naar Rome geweest en heeft ter plekke naast de nodige architectuur de klassieke sculptuur, waaronder portretbustes, bekeken en bestudeerd. Alberti maakt in zijn boek over de beeldhouwkunst, ‘De Statua’, onderscheid tussen twee soorten beeldhouwers zij ‘die denken dat ze genoeg gedaan hebben als hun werk op een mens lijkt, helaas een volledig onbekende’, en zij die ernaar streven niet alleen een mens te imiteren en weer te geven, maar een gezicht en het hele voorkomen van een individuele man, zoals bijvoorbeeld Caesar of Cato in zijn houding, zijn kleding, zittend of sprekend voor de rechtbank, of een ander bekend mens.’ Hier klinkt duidelijk de eis van de Renaissance in door: kunst moet zo levensecht als mogelijk zijn.
Het derde beeld van Donatello voor de Campanile: Abraham en Isaak
Donatello ‘Abraham en Isaak’ Isaak
In de opdracht voor de twee figuren Abraham en Izaäk worden Donatello en Rosso (ook wel Nanni di Bartolo genaamd) genoemd en wordt vermeld dat ‘Abraham en Isaak’ al acht maanden na de opdracht voltooid zijn. Het zal duidelijk zijn dat de smalle en betrekkelijk lage nis een enorme beperking was voor een beeldengroep met twee figuren. De oplossing voor dit probleem hebben de beide beeldhouwers gevonden in twee figuren waarbij de een voor de ander wordt gezet. De zoon die geofferd moet worden om de liefde van zijn vader voor God te bewijzen, is knielend afgebeeld. Aan de rechtervoet van Abraham zijn de houtblokken voor de lijkverbranding te zien; hetzelfde thema dat al bij de competitie voor de deuren van het Baptisterium was opgegeven. Terwijl Brunelleschi en Ghiberti bij hun onderwerp in 1401 heel duidelijk maakten welk moment zij in dit oudtestamentische verhaal hadden gekozen, is dit bij Donatello en Rosso niet het geval. Wat te denken van het ontspannen gezicht van de vader? Heeft hij al van de engel gehoord dat hij zijn zoon niet hoeft te doden? Ook hier, is net als bij de twee eerste beelden, sprake van een centrale verticale as. Deze middenlijn loopt van de ver uitstekende voet via het onderbeen langs de schouder van Izaäk, de hand en de plooien om te eindigen bij het hoofd van Abraham. In dit museum kun je gelukkig de beelden van dichtbij bekijken. Volgens een kenner als Pope-Hennessy zijn enkele delen erg goed gehakt, maar andere bepaald niet gelukkig. Het laatste is natuurlijk van de hand van Rosso ofwel Nanni di Bartolo die kwalitatief duidelijk minder werk heeft afgeleverd. Mijn vraag aan je als je voor deze beeldgroep staat zal luiden: welk deel is prachtig gehakt en welk deel niet?
Het vierde en vijfde beeld van Donatello voor de Campanile: Jeremia en Habakkuk
Donatello werd een veel gevraagde beeldhouwer en kon het werk maar moeizaam aan. Vasari schrijft op het einde van zijn Vita over Donatello:
‘Er bleven zoveel van zijn werken in de wereld achter dat men gerust kan zeggen dat geen enkele kunstenaar ooit méér heeft gemaakt dan hij. Immers, omdat hij overal plezier in had, pakte hij alles aan, zonder erop te letten of het iets gerings betrof of iets wat heel waardevol was. Al deze bedrijvigheid van Donatello, in figuren van allerlei soort -vrijstaande en in half-,laag –en vlak-reliëf- was evenwel van het allergrootste belang voor de beeldhouwkunst, want waar in de goede tijden van de oude Grieken en Romeinen vele handen haar tot een staat van volmaaktheid hadden gebracht, daar herstelde in onze tijd hij alleen, met de veelheid van zijn werken, haar in haar volmaakte pracht.’ Giorgio Vasari, ‘De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten Van Cimabue tot Giorgione’ Contact, Amsterdam, 1990 Deel I, blz. 206
Donatello kreeg tussen 1434 en 1435 zoveel opdrachten dat hij in die tijd samen ging werken met Michelozzo. Als Donatello zijn Jeremia hakt, heeft hij daarvóór net zijn bronzen en vergulde heilige Lodewijk van Toulouse voor de Orsanmichele gegoten. Dit beeld zullen we nog bekijken als we de refter van het klooster van de Santa Croce bezoeken. Als je de twee beelden, het bronzen en het marmeren met elkaar vergelijkt, wordt duidelijk dat het gewaad van Jeremia sterk beïnvloed is door het vergulde kleed van de heilige Lodewijk. De zwaar aangezette en diepe plooien scheppen de illusie van volumes die ook werkelijk inhoud en gewicht hebben.
Het uitgangspunt voor Jeremia is de baardloze profeet geweest. De lichaamshouding van de profeet zonder baard wordt gespiegeld in het vierde beeld voor de Campanile. Toch zijn er naast deze omkering in de houding van het lichaam ook opmerkelijke verschillen: Jeremia’s voet is vrij gelaten, terwijl het kleed alleen de linkerschouder bedekt. De nek groeit echt uit de torso en niet vanuit de kledij die het lichaam bedekt. De Jeremia is een naaktfiguur en wordt grotendeels bedekt door een zwaar gewaad. Het lichaam en de draperie sluiten niet zoals bij zijn vorige beelden op elkaar aan, maar zijn eerder antagonisten. Een tegenstelling die in de Barok hoogtij zou vieren zoals in het werk van Bernini.
Het hoofd van de baardloze profeet is gebaseerd op een studie naar het leven. Jeremia is ook wel gebaseerd op een model, maar is veel dramatischer, ja bijna retorisch. Zo zijn daar de vooruitstekende en bijna pruilende onderlip, de diep ingekraste holtes in de pupillen, het fronsen van wenkbrauwen die over de neus nog doorlopen. Dit alles is niet zozeer realistisch, maar heeft wel een grote emotionele zeggingskracht. De duidelijke geometrische structuur (een overheersende middenas aan de voorzijde) van de drie vorige profeten is bij Jeremia verdwenen. De mantel met zijn zware en diepe plooien lijkt een volstrekt eigen leven te leiden los van het lichaam dat het bedekt.
Het oppervlak is niet gepolijst waardoor het licht nauwelijks weerkaatst wordt, Hierdoor is meer van de steen zelf te zien. Als je goed kijkt dan zijn in de plooien, aan de linkerzijde vanuit het beeld gezien, de boorgaten nog terug te vinden. Zoals reeds vermeld, is Jeremia gehakt vlak nadat Donatello zijn Heilige Lodewijk had voltooid. Dit beeld is meer draperie dan lichaam. Waarschijnlijk is onder invloed van Lodewijk een verandering in het bewerken van marmer ontstaan. Jeremia is een emulatie in marmer van iets dat daarvoor alleen gebruikelijk was voor het werken met klei of was
De profeet is ook een uitdrukking van wat in het Oude Testament te lezen valt:
‘Het woord, dat van de Here tot Jeremia kwam: Hoor de woorden van dit verbond en spreek tot de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem en zeg tot hen: Zo zegt de Here, de God van Israël: Vervloekt zij de man die niet hoort naar de woorden van dit verbond, dat Ik aan uw vaderen geboden heb ten dage dat Ik hen uit het land Egypte, de ijzeroven, leidde.’ Jeremia 11: 1-4
Jeremia script in de linker hand
De schriftrol in de linkerhand is voor de kijker niet leesbaar, maar wel voor de profeet. Als je goed kijkt, kun je zien dat Donatello niet geheel beantwoordt aan het gebod van de Renaissance: natuurgetrouw weergeven. Wat klopt er echt niet aan Jeremia en wat zou hiervan de oorzaak kunnen zijn? Als we in het museum Bargello staan en de marmeren en bronzen David onder de loep nemen, zie je soortgelijke fouten van Donatello, maar hierover later meer.
Donatello ‘Profeet Habakuk’ In situ replica
Het laatste beeld dat Donatello voor de Campanile hakte, was de profeet Habakkuk. Deze profeet die vanuit zijn nis naar de mensen beneden hem kijkt, is minder dreigend dan Jeremia. De ene arm is bloot en zijn rechterhand is in een lus die over de heup loopt gestoken. De zware mantel aan de linkerkant is een tegenwicht tegen de wat iele andere kant van het lichaam.
Als je de mantel wegdenkt, krijgt het lichaam een onnatuurlijke lengte en kloppen de verhoudingen ook al niet. Bij een latere maniëristische schilder zoals Pontormo zie je ook zoiets, maar deze schilder doet dit, in tegenstelling tot Donatello, heel bewust. Het is een kenmerk van het Maniërisme zoals we op de dagen van de schilderkunst nog zullen zien.
De grote kale kop van Habakkuk heeft veel weg van een pompoen [It: zucca is pompoen ofwel domkop] vandaar de bijnaam Zuccone. De pezen in de nek lopen tot aan de schedel en zijn uitermate realistisch. De lippen van de profeet zijn iets geopend alsof hij zijn profetie uitspreekt met een bijna manische uitdrukking.
Vanaf de grond gezien is Zuccone ‘de meest indrukwekkende spreker’ van de twee profeten. Hier heeft dit beeld dan ook de vele anekdotes aan te danken2 Vasari schrijft over de Habakkuk het volgende:
“Omdat dit laatste beeld als iets heel bijzonders werd beschouwd, en als mooier dan alles wat hij ooit had gemaakt, placht Donatello als hij wilde dat men hem geloofde, te zweren met de volgende woorden: Bij mijn geloof in mijn Zuccone!; en terwijl hij aan dit beeld werkte, keek hij het steeds maar aan en dan zei hij: Spreek, spreek toch, of krijg de pest.'”Giorgio Vasari, ‘De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten Van Cimabue tot Giogione’ Contact, Amsterdam, 1990 Deel I, blz. 197
Vervolg Florence dag 3: Donatello: Berouwvolle Maria Magdalena