Bandinelli’s Laocoön en de Pietà tombe

De kopie van de Laocoön

De opdracht voor de Hercules en Cacus heeft Baccio mede te danken aan de kopie van de Laocoön die hij daarvoor had gemaakt. Deze kopie op ware schaal van Baccio was bestemd voor koning Frans I van Frankrijk. Het beroemde beeld van de Laocoön had, zoals eerder vermeld, Plinius de Oudere in zijn ‘Natural History’ (XXXVI.iv.37), omschreven als: ‘Een werk beter dan alle andere kunsten van de schilderkunst en beeldhouwkunst ooit gemaakt. Uit één blok steen gemaakt door Hagesandros, Athenodoros en Polydoros van Rhodos [..]’ Een beeldengroep, ex uno lapide, werd gezien als een demonstratie van meesterschap en Michelangelo had al zijn Pietà (Sint Pieter) gemaakt: twee figuren uit één blok. Hoewel de Laocoön niet langer meer gold als ‘één stuk marmeren staaltje’, het bestond immers uit vijf blokken, werd het wel enorm bewonderd. In de woorden van de dichter Trivulzio, die Michelangelo citeerde: ‘geslagen met goddelijke vaardigheid’. De kopie van Bandinelli is in Rome gemaakt, maar staat nu in het Uffizi. 

Bandinelli’s kopie van de Laocoön       Inzoomen       Laocoön

Bandinelli's copy of the Laocoon Uffizi
foto’s: Dimitris Kamaras en zoom: Sailko

Een probleem was wel dat op dat moment de rechterarm van de priester, Laocoön, gemist werd. Deze arm, althans een groot deel ervan, werd pas in het begin van de twintigste eeuw teruggevonden. Baccio maakte op verzoek van Giulio een wassen arm. Er waren al eerder kopieën van de Laocoön gemaakt, onder meer door Jacopo Sansovino: een groot wassen model dat later in brons gegoten werd. Bramante gaf drie andere beeldhouwers nog opdracht kopieën te maken. Deze kopieën waren echter niet op ware grootte. Volgens Raphaël had Jacopo Sansovino de strijd gewonnen, maar zijn wasmodel en zijn bronzen beeld zijn helaas verdwenen. Sansovino’s kopie was ongeveer drie keer zo klein als het origineel. Jacopo maakte een specialiteit van het kopiëren en maakte ook versies in stuc, maar alle betrekkelijk klein.

Tegenwoordig zijn kopieën van een origineel bepaald geen kunst integendeel zelfs. In de zestiende eeuw werd hier heel anders tegenaan gekeken, want men was immers gewend aan imitatio. Baccio gebruikte in tegenstelling tot andere kunstenaars hetzelfde materiaal en een identiek formaat.

Baccio Bandinelli ‘Zelfportret’ ca. 1530

Bandinelli maakte eerst een wasmodel voor hij aan het echte werk begon. Vasari schrijft lovend over de kopie van Baccio en wel als volgt: “Toen de marmers gekomen waren en Baccio in het Belvedere een schutting met een dakje had laten bouwen om te kunnen werken, begon hij met één van de kinderen van Laocoön, namelijk de grootste van de twee, en hij deed dit op een wijze, die de paus en allen die er verstand van hadden tevredenstelden, omdat er tussen het antieke beeld en zijn kopie bijna geen verschil te bespeuren was.” Aldus Vasari in zijn ‘Leven over Baccio Bandinelli’, geciteerd uit: Ghislain Kieft, ‘Het brein van Michelangelo Kunst, Kunsttheorie en de constructie van het beeld in de Italiaanse Renaissance’, Proefschrift Utrecht 1994 blz. 68

De drie beeldhouwers van de Laocoön uit Rhodos hadden vijf stukken marmer gebruikt. Bandinelli gebruikte er drie. Michelangelo die de concurrentie nauwkeurig in de gaten hield, werd dit opmerkelijke feit in een brief meegedeeld: ‘en hij [Baccio] doet het in stukken,’ dit tot geruststelling van Buonarroti.

Als kardinaal Giulio, Baccio, bij zich roept en vraagt of hij nog een kopie wil maken, antwoordt deze dat hij er misschien zelfs wel een kon maken die het origineel overtreft. De Laocoön van Bandinelli is nooit naar Frankrijk gegaan. Clemens VII vond het beeld zelf veel te mooi: hij zond het naar het paleis van de Medici waar het werd geïnstalleerd.

Bandinelli’s Pietà voor zijn graf: een heel andere compositie van een Pietà dan de Duomo Pietà van Michelangelo

Nicodemus en Christus (Zelfportret van Bandinelli)

Natuurlijk probeerde Baccio Bandinelli met zijn werk de Pietà van Michelangelo (Opera del Duomo) te overtreffen, zoals Vasari schrijft: ‘Om zich hiermee te meten, [de Duomo Pietà van Michelangelo] ging Baccio er toe over zijn eigen [grafbeeld] te maken met grote accuratesse, en met hulpen, en hij volvoerde het. En hij ging hiertoe op zoek naar een plek in de belangrijkste kerken van Florence, waar hij het zou kunnen plaatsen, en zich een graf te scheppen.’ (Vasari geciteerd uit: Kieft p. 77). Ook zijn Pietà is gehakt ex uno lapido, maar de compositie is wel heel anders. Bandinelli wilde naast de twee figuren er nog een derde vrijstaande figuur aan toevoegen en wel Johannes de Doper, de patroonheilige van Florence. Deze figuur is echter verloren gegaan.

Nicodemus (self-portrait of Bandinelli) Tomb
foto’s: Sailko
Nicodemus (Michelangelo self-portrait)
foto’s: Marie-Lan Nguyen

Nicodemus (Michelangelo zelfportret)

De wijze waarop Bandinelli zichzelf portretteert in zijn grafmonument verschilt nogal van Buonarroti’s zelfportret. Michelangelo gaat als Nicodemus geheel op in het lijden van Christus en kijkt je niet aan. Baccio kijkt de toeschouwer die voor het grafmonument staat direct aan. Michelangelo onderdrukt zijn specifieke gelaatstrekken om de devotie juist te accentueren. Baccio daarentegen idealiseert zijn gelaat en kijkt je zelfbewust aan waarbij er nauwelijks sprake is van verdriet. Baccio is meer een intermediair tussen Christus en de kijker.

Op het blok dat het lichaam van Christus draagt, is de ‘handtekening’ te vinden. Baccio was bang dat hij zou sterven voordat het beeld voltooid was. Hij instrueerde zijn zoon, Clemente, over wat er precies op het blok moest komen te staan: zijn naam als schenker, maar ook als maker. DIVINIAE PIET[ATI] B. BANDINELLI H[OC]

Pedestal tomb Baccio Bandinelli Pieta
foto: Sailko

SIBI SEPUL[CHRUM] FABREF [ACIEBAT] Opgedragen aan de Pietà en in de hoop van goddelijk mededogen met de schenker, een met de hand vervaardigd graf met vaardige kunst. Dan volgt er nog een tekst: Ridder in de orde van de heilige Jacobus, rust hier met zijn vrouw Jacoba Doni onder het beeld van de Verlosser dat hijzelf gemaakt heeft.

Aan de achterzijde van het monument wordt Baccio in reliëf samen met zijn vrouw nog eens afgebeeld. Bandinelli gebruikte altijd het woord: faciebat. Maar hier niet: fabrefaciebat of fabrefecit. Het opschrift is postuum. Clemente heeft het naar strikte aanwijzingen van zijn vader gemaakt. De deelname van de bastaardzoon aan dit werk wordt echter niet vermeld.

Vervolg Florence dag 4: Cellini ‘Perseus en Medusa’