Angelico, Fra en de San Marco V
De kapittelzaal aan het binnenhof
Dit was niet zomaar één van de vele ruimtes in een klooster. Een verhaal uit de hagiografie over Dominicus, Vitae fratrum, maakt het belang van de kapittelzaal duidelijk. Dit is te lezen in deel II hoofdstuk XVI getiteld, Hoe hij [Dominicus] de duivel ontmoette die rondsloop in het convent. Ook in de Legenda Aurea, die oorspronkelijk geschreven is om te worden voorgelezen in de kapittelzalen van de dominicanen, wordt de ontmoeting tussen Dominicus en de duivel uit de doeken gedaan. Dominicus keek aldus zijn biografen altijd uit voor de duivel die als een spion in de kloosters rondsloop en allerlei gedaanten aannam om niet herkend te worden. In een miniatuur zien we de duivel in de gedaante van een zwarte kat. Gelukkig herkent Dominicus dit onmiddellijk en jaagt de duivel de kerk uit.
Op een zekere dag wilde de duivel de broeders verleiden, maar als Dominicus een nacht in een kerk in Bologna doorbrengt en de duivel aan hem verschijnt in de gedaante van een broeder doorziet onze heilige direct wat hier gaande is. Dominicus treedt ferm op en …
Carlo Crivelli ‘Dominicus’ 1476
“Hij dwong de duivel te zeggen hoe hij de broeders in bekoring bracht in het koor. ‘Ik zorg dat ze laat komen,’ zei die, ‘en snel weer weggaan.’ Daarna nam hij hem mee naar de slaapzaal en informeerde hoe hij de broeders daar in bekoring bracht. ‘Ik zorg dat ze te lang slapen,’ zei hij, ‘en te laat opstaan en zo wegblijven bij het goddelijk officie, en soms dat ze onreine gedachten krijgen.’ Daarna nam hij hem mee naar de refter en wilde weten hoe hij de broeders daar in bekoring bracht. Toen sprong de duivel op de tafels en riep de hele tijd: ‘Meer en minder!’ De heilige Dominicus vroeg wat dat te beduiden had. ‘Sommige broeders,’ zie de duivel, ‘breng ik in bekoring om meer te eten zodat ze in de fout gaan door de overmaat aan voedsel, anderen juist om minder te eten zodat ze zwakker worden in hun dienst aan God en gehoorzaamheid aan de orde.”
De tekst gaat hier onder verder
Meester van Jacobus IV van Schotland
Daarna nam hij hem mee naar de spreekkamer en informeerde hoe hij de broeders daar in bekoring bracht. De duivel klakte en rolde zijn tong herhaaldelijk en produceerde een vreemdsoortig geheel van geluiden. De heilige Dominicus vroeg wat dit dan te beduiden had. ‘Deze plek is helemaal van mij,’ zei de duivel. ‘Want als broeders samenkomen om te praten, probeer ik ze in bekoring te brengen om door elkaar te praten en zich te verliezen in allerlei nutteloos geklets, zonder elkaar te laten uitpraten.’ Ten slotte nam hij hem mee naar de kapittelzaal, maar zodra ze daar voor de deur stonden wilde de duivel er absoluut niet naar binnen. ‘Hier ga ik nimmer binnen,’ zei hij, ‘want dit is voor mij een plek van vervloeking, een hel. Hier verlies ik alle winst die ik op andere plekken maak. Want als ik een broeder via een bepaalde onachtzaamheid in de fout laat gaan, komt hij al snel op deze plek van vervloeking, waar hij dan excuses maakt voor die onachtzaamheid en die ten overstaan van allen toegeeft. Hier worden de broeders vermaand en bekennen ze, hier worden ze beschuldigd, gestraft en vrijgesproken, en zo verlies ik hier tot mijn ergernis alle winst die ik elders tot mijn vreugde maakte.’ En met die woorden was hij verdwenen.” Jacobus de Voragine, ‘De hand van God De mooiste heiligenlevens uit de Legenda Aurea,’ (vertaling van Vincent Hunink en Mark Nieuwenhuis) Atheneum-Polak&Van Gennep, Amsterdam 2006 blz. 179-180
Het oude fresco boven de ingang maakt net als het verhaal van Dominicus en de duivel duidelijk dat in het kapittel de gesel gebruikt werd. Als je, je zonden opbiechtte, werd je voor het front van alle monniken gestraft. Op deze manier werd de integriteit van het klooster gehandhaafd. De kapittelzaal was ook om andere redenen belangrijk.
Zo werden kandidaten die novice wilden worden hier opgenomen. Vergaderingen van de provinciale en van de plaatselijke orde werden ook in deze ruimte gehouden. Belangrijke leken werden in de kapittelzaal ontvangen. Verder werden er allerlei ceremoniën gehouden zoals het wijden van de palmtakken voor Palmzondag. Op witte donderdag waste de prior de voeten van zijn broeders. Dit als herinnering aan het Laatste Avondmaal, waar Jezus de voeten van zijn apostelen gewassen had.
De Kruisiging in de kapittelzaal
Precies als het hoofdaltaar in de kerk had de kruisiging ook een dubbele bodem. Het was voor leken heel begrijpelijk. Zij zagen een kruisiging met bekende figuren, maar de broeders keken met andere ogen. Zij konden de diepere betekenis lezen. Deels letterlijk door de inscripties op de banderollen in de lijsten, maar vooral door de gebruikte beeldtaal die verwees naar de liturgie en hun collectief gedeelde kennis.
Fra Angelico ‘De Kruisiging’ 1441 -1442 Inzoomen
Angelico heeft de kruisiging tegenover de ingang op de noordwand in een lunet geschilderd. Het fresco meet 5,5 bij 9,5 meter. Dit maakt het mogelijk de figuren levensgroot te schilderen. De schildering lijkt te rusten op een stenen lijst van pietras serena, maar die bestaat slechts uit pigmenten. Het werk is elegant en rijk versierd en zo hoort dat ook in een ruimte die voor het publiek toegankelijk is. De compositie is zuiver geometrisch opgezet zoals aan de drie kruisen te zien is. De hoogte is bepaald door de breedte van de travee. De helft van de breedte werd genomen voor de hoogte. Het ritme in het geschilderde lijstwerk rond de kruisiging wordt sterker bij de lijst aan de onderzijde waar zeventien portretten van dominicanen zijn weergegeven. De portretten worden omlijst door de takken van een boom. Dit doet denken aan de boom met portretten van belangrijke dominicanen in het Chiostro verde in de Santa Maria Novella.
De goede dief, Dysmas, hangt rechts en de slechte, Gestas, links van Christus. Christus is dood, maar de dieven leven nog. De beide kruisen van de dieven markeren het midden van de compositie. De bijbelse getuigen zijn tussen het kruis van Christus en Dysmas geplaatst. Drie vrouwen: Maria, Maria Klopas en Maria Magdalena die Maria ondersteunt. Achter hen staat Johannes de Evangelist. Links van Christus en tussen het kruis van Gestas zien wij Dominicus apart gezet van de anderen en achter hem staat Augustinus. Rechts van het kruis van de slechte dief zijn negen figuren. Het zijn heiligen van klooster -en bedelorden.
Dysmas Chrisus Gestas
Dysmas’ gezicht Gestas’ gezicht
Portretten
Fra Angelico ‘De Kruisiging’ 1441 -1442 Inzoomen
Dit zijn van links naar rechts: Hiëronymus (kardinaalshoed), Antonius Abt (boek en staf), Franciscus (geknield), Benedictus (met de roede en staande), Bernardus van Clairvaux (geknield en een regelboek tegen zich aan gedrukt), Romualdus, de staande figuur met een wit gewaad stichter van de Camaldulenzers, Giovanni Gualberto geboren in Florence stichtte abdijen o.a. Abdij van Vallombrosa (knielt), Petrus Martyr geheel links van Christus knielend en achter hem tenslotte Thomas van Aquino met zijn geopend boek waar lichtstralen uit opstijgen. De personen bij kruisiging waren niet alleen stichters van kloosters, maar ook hervormers. Dit paste mooi in een kapittelzaal van de observanten, die de orde der dominicanen ook wilden hervormen.
Dominicus tussen twee pausen Dominicus en de schedel van Adam
Hugh de Billo ook bekend als Hugues Aycelin
In de onderste lijst zijn zeventien portretten te zien. De keuze voor een portret was simpel: je moest beroemd zijn, veel voor de orde betekend hebben en dood zijn. Dat was niemand uit de San Marco in de tijd dat Angelico zijn Kruisiging schilderde. Er moesten natuurlijk wel een paar dominicanen uit Florence opstaan dus koos de schilder enkele beroemde broeders van de Santa Maria Novella. Net als bij altaarstukken is er bij de portretten ook sprake van hiërarchische symmetrie. Zo is de eerste kardinaal van de dominicanen (rode hoed op), Hugh de Billo ook wel Hugues Aycelin genaamd, gekoppeld aan Giovanni Dominici: broeder van de Santa Maria Novella en stichter van de San Domenico in Fiesole. Hij is afgebeeld onder de knielende Dominicus en draagt een kardinaalshoed. Paolo Pilastri broeder van de Santa Maria Novella en patriach van Gradop wordt gekoppeld aan Pierre de la Palu patriarch van Jeruzalem. De vierde figuur rechts van het midden is Albertus Magnus. Hij draagt een mijter, heeft een open boek bij zich en in zijn hand een pen. Zijn tegenhanger aan de andere zijde is Aldobrandino Cavacanti, de stichter van de Santa Maria Novella.
Franciscus Inzoomen
Hiëronymus Inzoomen
Johannes Gualbertus Inzoomen
Peter Martyr
Romualdus Inzoomen
Thomas van Aquino Inzoomen
Het werk is uitbundig en er zijn kostbare pigmenten gebruikt. Alleen het werk van Angelico in kapel van paus Nicolaas V en het hoofdaltaar overtreft dit fresco in luxe. Het dure blauw domineerde. Dit is helaas grotendeels verdwenen. De figuren rechts van het kruis dragen kostbare kledij. De halo’s schitteren en hier is geen pigment voor gebruikt, maar goud. De mantel van Maria is van ultramarijn. Dit is de enige plek waar Angelico dit uiterst kostbare pigment gebruikte.
De Kruisiging van Christus Pelikaan
De leek die de kruisiging in de kapittelzaal zag, herkende natuurlijk een kruisiging en kende waarschijnlijk het verhaal van de twee dieven wel. Voor de dominicanen echter was er veel meer te zien dan voor de buitenstaander. In het midden van de kruising is direct boven het kruis in de lijst een pelikaan te zien. Deze pelikaan pikt met de snavel haar borst open zodat zij met het bloed haar jongen kan voeden. Deze symboliek wijst natuurlijk op de grote liefde van God die zijn zoon offert door hem te laten kruisigen om zo de mensheid te redden. De inscriptie op de banderol komt uit psalm 101 en luidt: Similis factus sum pellicano solitudinis ofwel Ik ben als een pelikaan in de wildernis geworden. Onder het kruis ligt het doodshoofd van Adam. Uit diens schedel, zo dacht men, groeide een boom waaruit het kruis van Christus gemaakt was.
Bij de lijsten aan zijkanten geheel onder rechts en links zijn het begin en het einde van het grote christelijke verhaal weergegeven. Pseudo-Dionysus (links) houdt een papierrol op met de tekst: Deus nature patitur of in natuur (of naar de natuur), God lijdt. Dit is de kruising. Aan de andere kant, rechts, houdt de sibille Erythrae een banderol vast waarop het volgende staat: Hij zal sterven door de dood, [zodat] op de derde [dag] zal hij de eerste zijn die uit het domein van de slaap komt en in het licht vanuit de grootste diepte. Morte morietur, tribus diebus somno subscepto et tunc ab inferis regressus ad lucem veniet primus. Dit is de opstanding van Christus. De andere acht teksten op de banderollen in de lijst komen van patriarchen en profeten. Alle inscripties gaan over de kruisiging, die je kon overdenken als je naar de kruisiging keek. Zo houden David en Zacharias de volgende banderollen met spreuken op: In mijn dorst hebben ze mij in azijn gedrenkt en Zacharias Hiermee ben ik geslagen/ verwond. Verder zijn er banderollen met opschriften als ‘In de Natuur, God lijdt’ en ‘Hij zal sterven door de dood, [zodat] op de derde [dag] zal hij de eerste zijn die uit het domein van de slaap komt en in het licht vanuit de grootste diepte’ Drie van de acht opschriften komen uit de liturgie van de stille week: het hoogtepunt van het liturgisch jaar.
Fra Angelico ‘De Kruisiging’ 1441 -1442 Inzoomen
In Angelico’s kruisiging heerst een sombere stemming en geen blijdschap vanwege de komende verlossing. Dysmas, de goede dief, is de enige die niet bedroefd kijkt, maar ja hij wordt dan ook gered. In het evangelie van Lucas 23: 43 antwoordt Christus als Dysmas om respect voor de Heer vraagt als hij bespot wordt door Gysmas met: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’
Maria van Klopas Maria Marcus Maria Magdalena (knielend)
“Over haar rijke karmijnrode jurk draagt de Madonna een met hermelijn gevoerde blauwe mantel, de enige plek in San Marco waar Fra Angelico puur ultramarijnblauw heeft gebruikt. Het geknielde figuur van Maria Magdalena is gehuld in helder vermiljoen, en Maria Clopas draagt een glinsterende gouden mantel over een malachietgroene jurk. De groene mantel van Sint-Markus werd waarschijnlijk ook geschilderd met gemalen malachiet […]” Vertaald en geciteerd uit:William Hood, ‘Fra Angelico at San Marco’, Yale Uninversity Press, New Haven and London 1993 p. 186.
Fra Angelico ‘Kruisiging met heiligen’
Opvallend is dat bijna niemand naar de gekruisigde kijkt. Veel gezichten zijn naar beneden gericht. Het hele scala aan menselijke emoties is te zien: de heilige Giovanni Gualberto snikt (naar de kijker gericht), de woede van Gestas, de foute dief en zijn heftige angst. Ook Dominicus kijkt niet naar Christus, hij lijkt wel in gedachten verzonken. Hij heeft zijn ogen wel open, maar kijkt niet en zijn armen zijn gespreid. Het vrome verdriet van Cosmas en Damianus als zij naar Christus staren. De melancholie van Franciscus. Maria die door emoties overmand wordt en gesteund moet worden. Romualdus kijkt ernstig. Velen kijken niet naar iets, maar zijn in zichzelf gekeerd.
Uitzonderingen zijn Marcus en Johannes de Doper. Zij kijken uit het fresco naar de toeschouwer vooral Marcus die zijn boek heeft opengeslagen en het aan de kijker laat zien. Johannes wijst met zijn hand wel naar het kruis terwijl Marcus op zijn boek wijst. Na de laatste restauratie vóór 1993 zijn resten van de tekst gevonden. Helaas weten wij niet wat er stond. Waarschijnlijk kwam het uit zijn evangelie dat begon met het verhaal over de lijdensweg van Christus.
Vele details uit deze kruisiging kan de broeder gebruiken om te mediteren zoals de tekst van Marcus of de opschriften op de banderollen. Hij kan met Maria meevoelen en de verschillende reacties van de figuren. Dit is heel anders dan de kruisiging in de Spaanse kapel in de Santa Maria Novella. Hier wordt de triomf van de dominicanen en de kerk getoond. Bij Angelico gaat het om de innerlijke beschouwing. De personen die Angelico schildert in zijn kruisiging zijn diep bewogen, maar zij bewegen niet. Het aanschouwen van de kruisiging was een collectieve herinnering en een herbeleving ervan door de monniken van dit klooster.
Als je de hoofden van de knielende Dominicus bij de kruisigingen in de kapittelzaal en het binnenhof met elkaar vergelijkt, zie je waartoe Angelico in staat is. Buiten Donatello kon geen kunstenaar twee zo verschillende diepe emoties in een gezicht op een zodanig overtuigende wijze uitbeelden.
Literatuur:
Bartz, G., Fra Angelico, Könemann, Köln 1998
Hood, W., Fra Angelico at San Marco, Yale Uninversity Press, New Haven and London 1993
Morachiello, P., ‘Fra Angelico The San Marco Frecoes’, Thames and Hudson, New York 1996
Pope-Hennessy, J., Angelico, Scala Firenze, 1981 (tekst uit 1974)
De teksten over Fra Angelico en de San Marco zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de monografie die William Hood over deze schilder en het klooster schreef.