Andrea del Castagno Sant’ Apollonia
Sant’Apollonia Cenacolo Inzoomen
Cecilia di Pazzino Donati, was moeder-overste van de Benedictijnen, in het klooster van de Sant’ Apollonia toen Castagno de opdracht van haar kreeg voor het fresco in de refter. Van juni tot en met oktober 1447 werkte Andrea del Castagno aan zijn fresco op de noordwand van deze eetzaal. Het klooster was gesloten voor buitenstaanders. Vasari vermeldt het fresco in zijn boek dan ook niet. Wel noemt hij een ander Laatste Avondmaal van Castagno in de Santa Maria Nuova nabij de Sant’Apollonia, maar dit fresco is er niet meer. Pas in 1891 werd de refter toegankelijk voor het publiek.
Waar Vasari wel over schrijft, is het verdorven karakter van Andrea del Castagno. Direct al in de eerste zinnen in zijn, ‘Leven van Andrea del Castagno en Domenico Veneziano,’ wordt Andrea neergesabeld als een afgunstige en verdorven man. Zo kraste hij stiekem met zijn nagels in het werk van andere kunstenaars als hij daar een fout in ontdekte. Castagno was jaloers op het prachtige kleurgebruik van zijn vriend Veneziano en daarom heeft hij hem vermoord. Het verhaal van Vasari klopt niet, want Domenico leefde langer dan Andrea. Ook wijst Vasari op de duistere bijnaam van Castagno. Als jonge knaap had Andrea de ter dood veroordeelden van het Albizzi complot tegen de Medici geschilderd, terwijl ze aan hun enkels naar beneden hingen aan de gevel van het Palazzo del Podestà. Hier dankte Andrea zijn bijnaam, Andreino degli Impicchati, ofwel kleine Andrea van de opgehangen mannen, aan.
Castagno schildert het gebruikelijke traditionele frescoschema voor refters in kloosters. Gangbaar was een kruisiging (met soms verhalen uit het leven van de orde der monniken) boven het Laatste Avondmaal. Dit is natuurlijk toepasselijk voor een zaal waar monniken of nonnen eten. Tijdens de maaltijd worden zij herinnerd aan het Laatste Avondmaal en het offer dat Christus voor de mensheid bracht. Bovendien hadden de nonnen van de Sant ‘Apollonia drie jaar voordat Castagno met schilderen begon nog een privilege van paus Eugenius IV gekregen. Zij mochten namelijk zo vaak zij wilden ter communie gaan en de hosties in hun kerk bewaren. Tijdens de eucharistie en voor de uitreiking van de hosties wordt het Laatste Avondmaal en de kruisiging herdacht.
Bij de orde van de Benedictijnen was het regel dat na de dood van één van de nonnen dertig dagen lang de tafel voor de overledene werd gedekt. Dit moest de nonnen er aan herinneren aan wie zij hun leven na de dood te danken hadden. Nieuw is wel dat Andrea del Castagno de graflegging en grafopstanding rechts en links van de kruisiging schildert. In de oudste Laatste Avondmalen in Florence hadden Orcagna in de Santo Spirito en Taddeo Gaddi in de Santa Croce alleen een kruisiging boven het Laatste Avondmaal geschilderd.
Taddeo Gaddi ‘Laatste Avondmaal’ 1345 – 1350 refter in de Santa Croce
Castagno stemde zijn schildering mooi af op de eetzaal. Zo schildert hij een plafondbalk die op de uiteinden door twee fictieve consoles gedragen wordt. Taddeo Gaddi had in de refter van de Santa Croce trouwens ook al twee fictieve consoles geschilderd. Ook bij de belichting houdt de kunstenaar rekening met de natuurlijke lichtval in de refter die uit zeven ramen van rechts komt. In de eetzaal waar wij de twaalf apostelen en Christus zien, komt het licht ook van rechts. De dakpannen van de ruimte waar zich het Laatste Avondmaal afspeelt, zijn dezelfde dakpannen als die op de daken van het kloostercomplex zaten. Verder zie je de vloer van de eetzaal, met een verhoging die helemaal langs de vier zijden loopt terwijl het grote middendeel van de vloer lager ligt, terug in de schildering. Elf van de apostelen en Christus zitten op gelijke hoogte met de tafel. De nonnen die drie keer per dag in de eetzaal aan lange tafels aten, zaten lager dan Christus met zijn apostelen.
De regels van de orde der Benedictijnen waren nogal streng. Als één van de nonnen tegen de orderegels zondigde, moest zij boete doen. Dit kon betekenen dat zij op de vloer van de refter in aanwezigheid van alle zusters moest gaan liggen om water en brood van de grond te eten (Hayum, A., ‘A renaissance Audience Considered: The Nuns at S. Apollonia and Castagnos Last Supper’, The Art Bulletin; vol 88 (2006), afl. 2 (0106) 243, 24p 20060601 252). Hierbij moeten de nonnen gezien hebben dat slecht één figuur in het Laatste Avondmaal met zijn krukje ook op het laagste deel van de vloer zat namelijk Judas Iskariot: hij die Christus had verraden. Als de nonnen de eetzaal binnenkwamen, stonden zij direct oog in oog met het fresco. Later is de oorspronkelijke deur op de zuidwand, tegenover het Laatste Avondmaal, dichtgemetseld. Tegenwoordig komt de bezoeker van het museum, Sant‘Apollonia, de refter binnen via een deur in de oostelijke muur.
Andrea del Castagno ‘Laatste Avondmaal en Kruisiging’ 1447
Het fresco en het verhaal
Het verhaal dat Castagno afbeeldt op 9,7 bij 10 meter begint aan de onderkant met het Laatste Avondmaal. Castagno schildert de scène die de evangelist Johannes als volgt beschrijft:
‘Waarachtig, ik verzeker jullie: een van jullie zal mij verraden.’ De leerlingen keken elkaar aan en vroegen zich af wie hij bedoelde. Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag naast hem aan tafel aan, en Simon Petrus beduidde hem dat hij moest vragen wie Jezus bedoelde. Hij boog zich dicht naar Jezus toe en vroeg: ‘Wie, Heer?’ Degene aan wie ik het stuk brood geef dat ik nu in de schaal doop,’ zei Jezus. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. Op dat moment nam de duivel bezit van Judas.’ Johannes 13: 21-28 (nieuwe bijbel vertaling 2004)
Judas die voor de tafel zit, heeft in zijn rechterhand een stukje brood dat hij net van Jezus gekregen heeft. Door gebaren van de handen, maar ook door de achtergrond roept de schilder emoties op.
Andrea del Castagno ‘Laatste Avondmaal’
Zo lijkt Judas in donkere kledij met zijn scherpe profiel, de uitstekende baard en zijn gitzwarte haren wel bevangen door de duivel. Het marmeren paneel achter Judas is heftig gevlamd met donkere kleuren, heel anders dan de andere vijf panelen. Het lijkt wel alsof donkere onweerswolken en de bliksem in het marmer het verraad al aankondigen. Johannes ligt aan de tafel aan.
Judas voor de tafel en er achter v.l.n.r. Petrus, Christus en Johannes
Matteüs en Filippus spreken met handen
Handen die spreken: de zegenende handen van Christus, de gekruisigde handen van Petrus en de hand van de verrader met het stukje brood, die als enige geen aureool heeft. Niet één van de twaalf apostel kijkt naar Christus. Zij zitten rustig, maar hun handen gebaren. De houding van de armen en handen van beide apostelen, Jacobus de Mindere rechts en Matteüs links, aan de tafeleinden weerspiegelen elkaar. Waarbij Matteüs met de vingers van zijn linkerhand op de tafel tikt om kracht bij te zetten aan zijn woorden in de discussie met de naast hem zittende Filippus. Elke figuur is levensgroot en verschillend.
Met zongebruinde gezichten, wild haar, uitstekende jukbenen en harde trekken lijken de apostelen wel op boeren uit Castagno, de plaats waar Andrea del Castagno geboren is. Johannes houdt zijn glas vast alsof het een kelk is, die tijdens de eucharistie gebruikt wordt. Simon heeft zijn rechterhand aan zijn hoofd als een teken van diep verdriet en vertwijfeling. Castagno had een Maria met hetzelfde gebaar in een kruisiging al eerder geschilderd.
Andreas en Bartholomeüs Thomas tussen Filippus en Jakobus
Hoewel de kunstenaar het centraal perspectief heeft gebruikt in het Laatste Avondmaal, is dieptewerking toch heel beperkt. Dit bereikte Castagno door de tafel parallel aan het beeldvlak te laten lopen net als de twee marmer panelen bij de banken met de sfinxen. Castagno wilde de blik van de kijker niet laten dwalen in de diepte, maar juist richten op de gebeurtenis die zich aan de tafel afspeelt. Als je vijftien meter van het werk staat, precies in het midden, komt het perspectief prachtig tot zijn recht. Het verdwijnpunt ligt in het midden. De bovenzijde wordt scherp afgebakend door het dak en de twee muren die een grens vormen tussen het bovenste en onderste deel.
De Kruisiging, Graflegging en Opstanding
Bij de bovenzijde van de wand zijn drie verhalen uit de passie te zien: ‘De kruisiging’ in het midden en gescheiden door vensters rechts ‘De graflegging’ en links ‘De opstanding. De drie verhalen worden door de achtergrond met het landschap, de blauwe lucht en de engelen tot een eenheid gesmeed. Hier kan het oog wel in de diepte dwalen.
Helaas is dit deel in slechte toestand. Voor de grote restauratie (1977-1979) was er zelfs twijfel over of de bovenkant ook echt door Castagno geschilderd was. Centraal staat natuurlijk de kruisiging van Christus. Deze kruisiging is nog sterk beïnvloed door het trecento vooral door schilders als Giotto (Scrovegni chapel) en Taddeo Gaddi. Zo is de groep treurenden onder bij het Kruis links gebaseerd op het fresco van Taddeo Gaddi in de refter van de Santa Croce. Dit is vooral te zien aan de slap naar beneden hangende arm van Maria die op het punt staat ineen te zinken. De vrouw rechts van Maria wil haar arm vasthouden om haar zo te ondersteunen. Castagno verdeelt in tegenstelling tot Taddeo Gaddi de rouwende vrouwen in twee groepen van drie en plaatst ze op gelijke hoogte. Hier is niet zoals gebruikelijk Johannes de Doper weergegeven. Zou dit te maken kunnen hebben met het feit dat wij hier te doen hebben met een klooster van nonnen in plaats van monniken? Een vierde vrouw zit op de grond met haar handen aan haar hoofd waarbij zij met haar vingertoppen op haar oogleden drukt. Zij is volstrekt geïsoleerd van de andere vrouwen en gaat helemaal op in haar verdriet.
Na de kruisiging wordt Christus in zijn graf gelegd zoals we rechts van het midden kunnen zien. Johannes houdt Christus vast om zijn nek met zijn gezicht dicht bij dat van de dode. Een rugfiguur omklemt met zijn armen de knieën van Christus om hem zo in het graf te leggen. Maria staat alleen zij raakt haar zoon niet aan. Maria Magdelena schreeuwt het uit, terwijl haar handen aan haar haar trekken precies zoals rouwende vrouwen vaak op Griekse vazen werden afgebeeld. Castagno baseerde zich hier op Pietro Lorenzetti met zijn Maria Magdelena bij graflegging.
Aan de andere kant, links, is de grafopstanding te zien, drie dagen na de graflegging. Christus staat hier als een jonge krachtige baardeloze en zegevierende God in zijn graf op. Heel anders dan Donatello in de preekstoel in de San Lorenzo dit had weergegeven. De soldaten voor en naast het graf hebben niets door, zij slapen nog.
Sinopia Kruisiging Graflegging en Opstanding
In 1953 kwamen de ondertekeningen aan het licht. Op de zuidwand precies tegenover het fresco zijn de sinopia’s opgehangen. Deze vullen de gaten in die door de slechte toestand van het fresco aan de bovenzijde niet meer te zien zijn. De meest nauwkeurige tekeningen zijn die van de engelen in de lucht. Hier begon de schilder immers ook het eerst. Deze engelen zijn nauwgezet en in detail getekend. De engel boven de opstanding heeft vele rijke gedetailleerde lijnen binnen de contouren. Dit in tegenstelling tot de sinopia van de Opstanding. Hier zijn de linkerhand en het gezicht van Christus weggelaten en is alleen de contour van het gewaad getekend. Voor de Opstanding is een karton gebruikt en zijn de spolveri nog goed te zien.
Met de engelen is bij nadere beschouwing trouwens wel iets vreemds aan de hand, want ze doen denken aan het beeld van Maria in de Aanbidding van Arnolfo di Cambio in het Museo dell’Opera del Duomo. Cambio combineerde bij zijn Maria een liggende en staande vrouw met elkaar, iets wat voor een kunstenaar uit de Renaissance natuurlijk taboe is: het beeld moet immers echt lijken. Van een vreemde combinatie in één figuur is bij Andrea del Castagno dan ook geen sprake. Wat de kunstenaar wel doet, is een rechtopstaande engel een slag draaien, maar daarmee heb je nog geen vliegende engel geschilderd. Een blik op de plooien van het gewaad en de stand van de voeten maken het vliegen ongeloofwaardig.
Ook bij dit Laatste Avondmaal is er sprake van een evolutie in de schilderkunst. Hierbij, het zij nog maar eens herhaald, is de maatstaf voor het beoordelen: het naturalisme. Een blik op het Laatste Avondmaal dat Giotto circa 1305 in de Scrovegni kapel schilderde of op het werk van Taddeo Gaddi (rond 1360) in de refter van de Santa Croce, maakt elke uitleg overbodig.